Het verheugt mij, dat dit in deze cijfers is af te lezen.
Ik hoop dat deze verhogingen en dat deze cijfers mogen goedmaken
wat we in de post volkshuisvesting verliezen ten opzichte van de
leefbaarheid.
De VOORZITTER dankt de heer Akkermans,
Verder worden geen algemene beschouwingen meer gehouden.
De VOORZITTER antwoordt de heer Akkermans als volgt.
Mijnheer Akkermans,
Het is een normale situatie, dat er in de begroting geen schok
kende zaken zijn waar te nemen, omdat in een primitieve begroting
zoals deze aan u in eerste instantie wordt voorgelegd, geen enkel
nieuw kapitaalswerk mag worden opgenomen en door uw raad afzonder
lijk dient te worden vastgesteld.
Het is interessant, dat u het inflatiebeeld hebt aangehaald. De
door u genoemde percentages komen overeen met de landelijke, c.q.
europese percentages.
Wanneer men de verschillende hoofdstukken bekijkt, dan kan men van
hoofdstuk V niet in het algemeen stellen dat hierin een teleur
stelling ten aanzien van de woningbouwsituatie afgelezen kan worden.
In een bepaald jaar wordt niet altijd het bouwprogramma van dat
jaar uitgevoerd. Op hoofdstuk V staan de ramingen van de gesubsi
dieerde woningbouw, zowel woningwetbouw als premiebouw.
De instemming met bouwkosten is afhankelijk van de curveprijs van
de minister. Hierdoor kan realisering van de bouw worden opge
schort. Op dit moment is het zo, dat er in de premièsector en de
woningwet sec tor de laatste 10 jaren gemiddeld nagenoeg een gelijk
aantal woningen per jaar is toegewezen.
Ook in 1972. In 1973 zal dit wederom het geval. zijn.
Het gemiddelde ligt ongeveer op 22 a 23 woningwetwoningen per jaar.
Het aantal premiewoningen varieert tussen de 15 en de 20.
Gelukkig kunnen we constateren, dat de woningbouw in de vrije sec
tor een grotere activiteit vertoont.J
Dit is een dankbare situatie.
De aantrekkingskracht van onze gemeente is het laatste jaar
groter geworden.
De teleurstelling welke blijkt uit hoofdstuk V, behoeft nog niet
direct een maatstaf te zijn om alarmerend rond te turen.
Wat hoofdstuk II betreft met betrekking tot de salarissen kan
worden opgemerkt, dat de primitieve begrotingen niet zonder meer
met elkaar kunnen worden vergeleken. In 'de nieuwe bedragen is
de trend opgenomen en de verhoging van 3% voor 1973» Er zit dus
een gemiddelde salarisverhoging in van 9^«
Wat de dienstenverlening betreft terzake van hoofdstuk VI en
hoofdstuk IX kan worden gezegd, dat ook de aard van de dienstverle
ning meespeelt. In het kader van de sociale zorg en het maatschap
pelijk werk worden de diensten uitgebreid en voorzieningen getrof
fen. Men kan zich afvragen of dat nodig en noodzakelijk is.
Door de betreffende stichtingen wordt de zaak heel goed bekeken.
Er wordt getracht samen te gaan in grotere stichtingen om bepaalde
inpassingen te kunnen bewerkstelligen.
Personeel kaïi meer gespreid en geïntegreerd worden. Dit werkt
niet kosten verhogend.
Het dienstpakket kan uiteraard vergroot worden, hetgeen een be
langrijke zaak is.
Wat de sociale zorg betreft moet ik u zeggen, dat de zorgen van
een jaar of vier, vijf geleden, allengs afvloeien, omdat vooral
bij de uitvoering van de regeringsmaatregelen, n.l. de aanpassing