-5 - O licht in de duisternis - O licht dat verschenen is, verlicht ons gezicht in de nacht. Aarde en brood en zwart is de dood. Heer ontferm u onzer, o breng ons naar huis. (Refrein). 0 bid wat je bidden kunt met handen, hart en mond, o bid, tot je werk'lyk niet meer kunt; breng ons naar huis, Ja, breng ons naar huis. Heer ontferm u onzer, o breng ons naar huis (Refrein). 7Lezing. Toen het volk van Israel door de woestijn moest gaan om zo het beloofdeland te bereiken, kwamen zij langs de berg van Jaweh, de berg Sinaï. God riep Mozes, de leider van het volk, de berg op. De andere Israëlieten moesten wachten aan de voet van de berg. Wat God met Mozes te bespreken had, staat niet in de Schrift vermeld, wel staat er dat Mozes verkwikt terugkwam met Gods geboden bij zich. Hij heeft uit naam van het Joodse volk een verbond gesloten met God. De regels van het verbond staan in de tien geboden. Maar het volk, onder aan de voet van de Sinaï, was na enkele dagen vergeten dat hun leider Mozes, boven in bergen een gesprek had met God. Misschien, zo dachten zy, is hij verongelukt of opgegeten. Laten we maar vergeten waarom hij er heen ging. Die God daarboven zal wel niet zo machtig zijn als Mozes dacht. Laten we zelf een god maken. Laten we zelf een gezagsdrager in elkaar zetten en zij maakten van gouden sieraden een kalf. Dit gouden kalf moest de levende God vervangen. Wat een teleurstelling voor Mozes, die ongetwijfeld zijn mensen tegenover God als een ideale bondgenoot zal hebben voorgesteld. Wat een klap in zijn gezicht was dat. Zijn volk, door God gered uit de handen van de Egyptenaren, wierp hun beschermheer weg en gaf zich over aan het gezag van een gouden kalf. Van teleurstelling en woede sloeg Mozes het kalf in elkaar met de verbondsborden van Jaweh. Toen riep hij het volk bijeen en vertelde hen wat zij verkeerd gedaan hadden. Opnieuw ging Mozes de berg op om het verbond van zyn volk met God te vernieuwen. 8Preek Edelachtbare heer burgemeester Andriessen, mevrouw Andriessen en dochter, medegemeentenaren Het zou niet passend zijn en ik zou mijn bevoegdheid te buiten gaan als ik deze korte toespraak zou beginnen met een felicitatie. Dat mag niet. Dat zal over een paar uur officieel gebeuren op een andere plaats door personen die daartoe wel bevoegd zyn en aangewezen zijn. In de loop van deze namiddag krygt heel onze gemeenschap de gelegenheid om persoonlijk die felicitaties over te brengen. Maar toch wil ik van deze korte gelegenheid gebruik maken om enkele zinnen te zeggen.

Raadsnotulen

Oud en Nieuw Gastel: 1938-1980 | 1971 | | pagina 72