De VOORZITTER is het hiermede niet eens. Spreker is van mening,
dat menig bouwer bij het bouwfonds wél en by een partivulier
architect niétterecht komt.
Vaak worden door adspirant-bouwers tevoren kosten gemaakt, welke
geen rendement opleveren. Juist ook omdat deze terecht komen bij
mensen, welke niet over de capaciteiten en ervaringen beschik
ken welke nodig zijn. liet bouwfonds moet gezien worden in het
kader van de sociale woningbouw. Iemand die b.v. een bungalow
van een 200.000,gaat bouwen komt bij dit fonds niet terecht.
Dit is de praktijk.
De heer IIARCELISSEIT meent dat de ambtenaren van de gemeenten een
dienende taak hebben en alzo de adspirantbouwer behulpzaam moeten
zyn, waarna deze naar een architect kan stappen. Dan is dit
bouwfonds niet nodig.
De VOORZITTER wijst er op, dat de dienstverlening van de gemeente
niet zover gaat, dat tekeningen en ontwerp-bestekken worden
gemaakt. Op de desbetreffende vraag van de heer IIARCELISSEIT merkt do
VOORZITTER op, dat het bouwfonds een goed toezicht uitoefent op de
bouwwerken, zulks vanuit de verspreid liggende bureaus o.a. in
Roosendaal.
De heer IIARCELISSEIT is van mening dat een particulier architect,
welke voor "zijn eigen zaak staat", de zaken beter zal behartigen,
dan een ambtenaar in dienst van het bouwfonds.
De VOORZITTER heeft in de praktijk goede ervaringen gehad met het
bouwfonds.
Zonder hoofdelijke stemming wordt overeenkomstig het voorstel van
burgemeester en 'wethouders besloten. De heer IIARCELISSEIT wordt
geacht te hebben tegöfgestemd.
118e wyziging van de Algemene Politieverordening voor de
gemeente Oud en ITieuw Gastel classificatienr.-1.75)
(•preadvies nr.; 70.051
De heer IIARCELISSEIT kan zich verenigen met de voorliggende wijzi
ging van de A.P.V.doch vraagt of er de hand aan wordt gehouden.
Het name wijst spreker op autowrakken.
De VOORZITTER bevestigt dit, doch wijst er op, dat de A.P.V.
ten aanzien van autowrakken niet geldt buiten de bebouwde kom.
Hier is het een provinciale aangelegenheid.
De heer VAIT ZU1TDBRT vindt, dat de woerden "bij elkaar" in artikel
156b, 1e lid moeten vervallen. Het op de weg parkeren met een
onderlinge afstand van b.v. 10 m is niet meer "bij elkaar".
De VOORZITTER zal hieromtrent een nader onderzoek doen instel
len. De heer AKKERIIAITS is het met de bepaling van artikel 83a
inzake het parkeren van vrachtwagens voor woonhuizen wel eens,
doch vraagt zich af of de gemeente dan een geschikte parkeer
plaats daar tegenover kan stellen.
De VOORZITTER huldigt de opvatting, dat de bedrijven, waarvoor
de vrachtwagens ryden verantwoordelijk zijn voor de stalling van deze
voertuigen.
Op de desbetreffende vraag van de heer AKKERIIAITS antwoordtde
VOORZITTER dat woonwagens en caravans niet onder de onderhavige
bepaling (artikel G3a) valler