- 5 - Samenvattend, hoef ik niet te zeggen, dat ik het niet eens hen met uw voorstel, maar een voorstel doe, om voor het g.l.o. vast te stel len de 135»- die de inspecteur heeft voorgesteld plus 10, (afgerond) voor het zwemmen is 145»Als ik het goed weet dan is toch het college van burgemeester en wethouders er altijd op ge steld dat ook het zwemmen in het bedrag artikel 101 is inbegrepen. Een tweedevoorstel is om voor de b.l.o.-school een bedrag vast te stellen van 225,00. De heer AKKERMANS heeft het betoog van de heer Van Zundert nauwkeu rig beluisterd en heeft verder de ter visie gelegde stukken bestu deerd waarin o.a, de cijfers van 19&9 zijn vermeld alsmede de ra mingen van 1971» De vergeli j'kingsci jf era van StJoannesschool geven een verschil aan van 14$, de begroting 1971 is hoger. Bij de Bernardusschool is dit percentage 27» Naar sprekers mening is het hogere bedrag voor 1971 een gevolg van de uitgaven voor zwemonderwijs, welke niet in de rekening van 19&9 zijn opgenomen. Een normale groei van 7% is niet abnormaal. Het bevreemdtde heer AKKERMANS, it de inspecteur van het lager onderwijs in zijn advies een bedrag noemt van 140,-terwijl hij tenslotte het bedrag per leerling adviseert op 135»-» om dat de onderhavige grotere scholen zijn,Spreker vraagt zich af welke normen de inspecteur aanlegt bij het bepalen van een grote school. Zijn dit scholen van 10 S. 11 leerkrachten, zoals hier in Oud Gastel, Er zijn elders nog veel grotere scholen. De heer AKKERMANS meent, dat de norm van 140,- voor een normale school, zoals hier in Oud Gastel reëel is. Ten aanzien van de b.l.o, wil de heer AKKERMANS geen voorstel doen, doch als hier de zelfde verhoudingen liggen, dan moet er ook iets aan gedaan worden. Mevrouw AKKERMANS heeft dezelfde opmerking als vorige spreker. Een verhoging van 7 l, 8% vindt spreekster toch nog aan de lage kant in verhouding tot de gehele levensstandaard. Het voorstel van de heer Yan Zundert vindt mevrouw AKKERMANS toch wel redelijk. Spreekster stelt voor het voorstel terug te nemen en de volgende maal opnieuw aan de orde te stellen. De heer RUIJTEN merkt naar aanleiding van het betoog van de heer Van Zundert op, dat als overleg door het schoolbestuur met de in specteur had plaats gevonden de inspecteur tot een andere gedachte had kunnen komen. Spreker kan zich wel voorstellen dat de heer Van Zundert het met het bedrag niet eens is. Voorts merkt spreker op, dat de inspecteur toch de advies instantie is voor het gemeentebe stuur. Steeds conformeert het gemeentebestuur zich aan het advies van de inspecteur van het onderwijs. Moet spreker constateren dat de inspecteur niet bekwaam is om een bedrag te kunnen adviseren? Spreker weet het allemaal niet meer? het is een verwarde zaak. Mevrouw AKKERMANS zegt, dat het een advies is, waarvan uiteraard van kan worden afgeweken. De heer RUIJTEN vindt, dat dan het geven van advies geen zin heeft. De heer VAN ZUNDERT merkt op, dat hij in zijn betoog het advies van de inspecteur heeft gevolgd, n.l. 135»-» echter zonder zwemmen. De heer RUIJTEN repliceert, dat de inspecteur toch wel weet, dat het zwemonderwijs plaats vindt. De heer VAN ZUNDERT heeft van de inspecteur vernomen dat het gead viseerde bedrag zonder zwemmen is. De inspecteur heeft gesteld, dat het onredelijk is, ten opzichte van een school die niet gaat zwemmen. Inmiddels heeft de school een rekening voor zwemabonnement gekregen van 352,00. Dan vraagt de heer RUIJTEN zich af of er geen goed samenspel geweest is tussen de inspecteur en de gemeente.

Raadsnotulen

Oud en Nieuw Gastel: 1938-1980 | 1970 | | pagina 102