-2-
We mogen concluderen dat wij -wat dit betreft- een goed beleid hebben
gevoerd, dat we rekening hebben gehouden met onze financiële mogelijk
heden en dat wij uit begrotingsoogpunt bezien er niet ongunstig voor
staan. Anderzijds mag worden opgemerkt dat bepaalde plannen welke wij
voor de gemeente hebben uitgevoerd en nog moeten uitvoeren, teneinde
het woonklimaat zo leefbaar mogelijk te doen zijn om zodoende een ge
meente te kunnen presenteren, welke een bepaalde aantrekkelijkheid
bezit. De tijd waarin wij nu leven stelt nu eenmaal andere eisen en
tengevolge daarvan ontstaan andere behoeften; uit dit oogpunt be
schouwd meen ik dat de gemeenten over het algemeen -uit financieel
oogpunt bezien- te krap worden gehouden, vooral wanneer men een be
leid heeft gevoerd dat de toets der kritiek ruimschoots kan doorstaan.
Natuurlijk dienen ook wij als onderdeel van het geheel een open oog
te hebben voor de economische positie van ons land, maar anderzijds
is het verantwoord te stellen dat de gemeenten mee moeten kunnen
groeien in de nieuwe ontwikkeling, welke deze tijd eist en daarvoor
dienen de benodigde middelen ter beschikking te worden gesteld, iiet
respect voor de uitkeringen welke worden gedaan op economisch, soci
aal, maatschappelijk en cultureel gebied in bepaalde streken waar dit
vanwege een bijzondere structuur noodzakelijk is dient tevens aan
dacht te worden geschonken aan andere gebieden, wil men van een enigs
zins rechtvaardige verdeling en een tegemoetkomen aan redelijke ver
langens kunnen spreken. Over de ontwikkeling der gemeente mogen wij
niet pessimistisch zijn en met dankbaarheid mogen we terugzien op het
geen werd bereikt, maar het voorzieningenpakket is nog niet volledig
en we moeten in eendrachtige samenwerking en onderling begrip voort
blijven werken.
Uit een onlangs gehouden gesprek met ons college van de zijde van ge
deputeerde staten had men inderdaad veel begrip voor onze verlangens
en wij mogen dan ook ten aanzien hiervan zeggen dat we dankbaar wil
len zijn voor dit getoonde begrip en de reeds verkregen medewerking,
maar we hopen stellig dat deze medewerking zal mogen blijven bestaan
in de toekomst en zeker ook dit jaar.
Afgelopen jaar werd veel werk verzet; de uitbouw der gemeente gaat
steeds door en het is verheugend dat we dit op zo aangename wijze met
elkander kunnen bewerkstelligen, ondanks vanzelfsprekende meningsver
schillen en ondanks het feit, dat we wel eens ongeduldig worden.
Laten we samen tot de conclusie komen door te gaan op de ingeslagen
weg en alles zal goed komen.
Dit zeggende mevrouw, mijne heren, zou u -wanneer ik een overzicht
geef van de loop der bevolking over het afgelopen jaar- en wederom
zoals vorig jaar een daling te zien is, wellicht iets pessimistisch
kunnen stemmen, maar toch behoeven we het niet zo te zien. Dit is een
verschijnsel wat in vele andere plaatsen eveneens te zien is en niet
onmiddellijk met een bepaalde oorzaak kan worden aangeduid. Ondanks
het feit dat meerdere woningen zijn tot stand gekomen moeten we con
cluderen dat er minder inwoners zijn dan vorig jaar. Dit houdt mede
verband met de kleiner wordende gemiddelde gezinsgrootte en met het
op jongere leeftijd huwen, vooral nu huwelijken plaats vinden van
velen, welke geboren zijn in de zogenaamde direkt na-oorlogse piek
jaren. Op 1 januari 1968 bestond de bevolking uit 7816 personen, n.l.
4081 mannen en 3735 vrouwen. Op 1 januari van dit jaar uit 7744 per
sonen, alzo een vermindering van 72 personen. Het aantal geboorten
was 131? dus ook weer minder dan het jaar 1967» bet aantal overlede
nen bedroeg 38; ingekomen zijn 166 personen en vertrokken 311een
belangrijk vertrekoverschot dus. Dit moet ons echter niet veront
rusten en wellicht kan 1969 een beter beeld -wat dit betreft- te
zien geven.
Wat de woningbouw betreft zij u medegedeeld dat 43 nieuwe woningen
tot stand kwamen, n.l. 21 woningwetwoningen, 17 vrije sector woningen
en 5 premie-woningen.