Mag ik hier de conclusie aan vast koppelen, mynheer de voorzitter, dat ik liever zou zien, dat dit voorstel zal worden aangehouden tot een van de volgende vergaderingen, wanneer de besturen van de onderscheidene scholen met een gedetailleerde begroting op tafel zijn gekomen. De VOORZITTER dankt de heer Van Zundert voor zijn toelichting. Met be trekking tot het opdracht geven tot het maken van het preadvies merkt de VOORZITTER op, dat het voorstel van de voorliggende bedragen per leerling rechtstreeks in de vergadering van burgemeester en wethouders zijn bepaald. De VOORZITTER repliceert de heer Van Zundert als volgts De situatie ligt thans zo, dat in het vorig jaar het bedrag per leer ling eveneens is behandeld in de oktober-vergadering (28 oktober 1964), hetgeen is vermeld in het voorliggende preadvies. In verband met het samenstellen van de gemeentebegroting is het van belang de bedragen per leerling tijdig te kennen, om te weten welke be dragen in de begroting 1966 dienen te worden opgenomen. En aangezien ik tracht de begroting I966 zo spoedig mogelijk aan de raad aan-geboden te krijgen, is dit een van de redenen geweest, waarom u het onderhavige voorstel wederom in de oktobervergadering krijgt voorgelegd» Wordt de behandeling opgeschort tot de novembervergadering, dan blijft er een gedeelte «gjfogg begrotingswerkzaamheden liggen en om te voor komen, dat gezegd zou wordens"wy hebben niet alle gegevens om de begro ting tijdig gereed te maken", dan is mijn mening om deze aangelegenheid, gezien dus uit begrotingstechnisch oogpunt, zo spoedig mogelijk in de raad aan de orden te stellen. Wat de bedragen betreft, is het zo, dat de raad de bedragen per leer ling voor het komende jaar vaststelt. De raad heeft dus de beslissing te nemen omtrent deze bedragen, zo mogelijk geadviseerd door het college van burgemeester en wethouders. Ik geloof, dat het een goede gewoonte is, dat ook ten aanzien van deze aangelegenheid inderdaad een advies door het college van burgemeester en wethouders aan de raad wordt uigebracht, teneinde tevoren een bepaalde basis te hebben om over te kunnen praten. En het blijkt ook, dat dit pre-advies u aanlei ding heeft gegeven hierop nader in te gaan, hetgeen ik u niet kwalijk neem. Alleen mag ik u dit zeggen, ten opzichte van u, mijnheer Van Zundert, dat u natuurlijk altijd rekening moet houden, dat u op een stoel zit, die niet bestemd is om er een hoofd van de school op neer te zetten, maar een stoel, die bestemd is om een lid van de gemeente raad op te zetten. Dit maakt op bepaalde punten en bepaalde zaken natuurlijk altijd wel enig verschil. Ik zeg dit overigens in alle vrien delijkheid, maar ik geloof, dat het toch wel juist gesteld is. Ten aanzien van de bedragen, heb ik u destijds ter kennis gebracht, de brief, die wij van de inspectrice hebben gekregen, waarin zij,vorig jaar dus, heeft geadviseerd met 1965 te beginnen met een bedrag van 60,-- vast te stellen en dit bedrag op te trekken tot 75» Deze 75,dienen dus bereikt te worden, volgens de inspectrice, in de loop van een drietal jaren, omdat zij meende, dat, ook weer begrotings technisch voor de gemeente, het bezwaarlijk zou~kunnen zijn, om op een bepaald moment met een rigoreuze verhoging te komen, tengevolge waarvan de mogelijkheid niet uitgesloten moet worden geacht, dat bepaalde ge meenten tengevolge daarvan met begrotingstekorten zouden komen te zitten, omdat een verhoging van 10,voor het lager onderwijs en van 5,en 10,-- en nog ssns 5,-- voor de diverse andere vormen van onderwijs in zijn totaliteit een belangrijk bedrag k&n uitmaken en ook uitmaakt. Ten aanzien van het indienen van begrotingen door de schoolbesturen moet ik u opmerken, dat wij natuurlyk met een bepaald verlangen die begrotingen tegemoet zien.

Raadsnotulen

Oud en Nieuw Gastel: 1938-1980 | 1965 | | pagina 74