De VOORZITTER brengt te berde, dat de woningwet de gemeente in laatste
instantie voorschrijft (woningwet)woningen te bouwen. De gemeente is
normaliter geen huiseigenares.
De heer RUIJTEN releveert, dat er bij de laatste benoeming van de burge
meester en van de secretaris geen passende woonruimte beschikbaar was.
Als de onderhavige woning(en) verkocht worden is een dergelijke gelegen
heid zeker uitgesloten.
De heer VISSENBERG ziet het beschikbaar hebben van woningen voor ambte
naren enz, relatief. Er wordt toch steeds gebouwd. De VOORZITTER voegt
hieraan toe, dat het direct beschikbaar hebben van een woning dan eerrt
aanwezig is, als er toevallig een geschikte woning gereed komt.
Dit kan men tevoren nooit zeggen.
Op de desbettnffende vraag van de heer VISSENBERG repliceert de VOORZITTER
dat de aspirant-huurder/koper de woning niet zal kopen indien hij voorne
mens is, er zelf niet te blijven wonen. De heer VISSENBERG bepleit even
eens voornoemde "10-jaar"-bepaling.
Mevrouw AKKERMANS stelt uitdrukkelijk vast, dat de huidige beslissing omtr<
verkoop ook principieel geldt voor de overige woningen aan de Roosendaalr
baan.
De VOORZITTER brengt hierna het al of niet verkopen van de woning Roosen-
claalsebaan 26 in stemming.
Bij hoofdelijke stemming worden 11 stemmen vóór verkoop en 2 stemmen
tégen verkoop uitgebracht, weshalve is besloten, dat de woning verkocht
kan worden.
Hierna brengt de VOORZITTER de prijs van de woning in discussie, voor zc"
hieraan nog verdere behoefte bestaat.
De heer MARCELISSEN meent te weten, dat de woning de gemeente destijds
slechts 14.000,-- kostte, hetwelk de VOORZITTER bestrijdt, doch laatst
genoemde zal dit onderzoeken.
De heer MARCELISSEN vergelijkt de bouwkosten (ruim 20.000,-- aldus de
VOORZITTER) met de door spreker twee jaar later in 1958 gebouwde woning,
welke nog geen 20.000,-- heeft gekost. De VOORZITTER heeft vernomen,
dat de premiewoningen van de gemeente erg duur zijn geweest.
Ook vindt de V ORZITTER een prijsverschil in twee jaar (1956-1958) voor
deze jaren niet noemenswaardig groot.
Do heer MARCELISSEN kan zich niet verenigen met de afwijking door burge
meester en wethouders van de taxatie. De taxateur heeft toch naar eer
en geweten gehandeld. De VOORZITTER ziet de taxatie als leidraad bij
de verkoop. De heer MARCELISSEN bepleit de "10-jaar"-bepaling.
Wethouder VROLIJK herinnert de raad aan de onlangs voor een hoog bedrug
gekochte woningen, respectievelijk aan de Achterdijk en de Kerkstraat,
De hoer VISSENBERG merkt hierbij op, dat dit een geheel andere situatie
is 5 deze woningen zijn voor afbraak bestemd.
De VOORZITTER brengt de volgende voorstellen in stemming, welke de
instemming hebben van de raads
1. de woning verkopen tegen de getaxeerde prijs van 23.000,--, doch
met de voornoemde "10-jaar"-bepaling;
2, de woning verkopen tegen de waarde, die burgemeester en wethouders
aan de woning hebben toegekend, t.w. 25.000,--, doch eveneens met de
voornoemde 10-jaar"-bepaling.
Na hoofdelijke stemming worden 9 stemmen vóór het eerste voorstel en
stemmen vóór het tweede voorstel uitgebracht, zodat de onderhavige
woning verkocht kan worden voor 23.000,-- met de "10-jaar"~bepaling.