-7-
4. Destijds heeft de meisjesschool te Oud-Gastel op advies van de toen-
malige inspecteur, de heer Schols, een nieuwe leesmethode toegepast in
één van de eerste klassen. Indien het in het belang is van de jeugd om
ook deze methode, die zeer goed heeft voldaan, voor andere klassen toe
te passen, dan is hiermede ongeveer 2000,- gemoeid. Als deze methode
dan via art. 101 wordt ingevoerd, dan moeten andere belangen van het
onderwijs hierop wachten.
5. Er dient gepleit te worden voor een ruimere vergoeding per leerling,.
De voorzitter entameert, dat ter bepaling van het bedrag per leerling
rekening is gehouden met de bedragen welke in omliggende gemeenten zijn
vastgesteld. De dato 26 oktober 1964 is een brief van de Inspectrice
van het Lager onderwijs ontvangen, waarin zij o.a, adviseert het bedrag
voor g.l.o vast te stellen op 60,- per leerling en het bedrag voor
v.g.l.o, op 90,-. "Verder citeert de voor zitter de volgende zinnen uit
deze brief; "In een tijd, waarin de ene leermethode de andere opvolgt,
zich afkerend van een bepaalde didactiek om er later weer op terug te
vallen, is "veroudering der leerboeken" een zeer relatief begrip ge
worden. Dergelijke aanvragen zullen in de toekomst zeer kritisch bekeken
worden, en -behoudens enkele overgangsgevallen- zal er weinig ruimte zijn
voor een goedkeurend advies." De Inspectrice schrijft dit omdat de gemeen
ten vaak te vlug medewerking ingevolge art. 72 verlenen.
Het bedrag per leerling moet niet landelijk worden bezien. Immers, aldus
de voozitterer zijn scholen waarvoor 100,- per leerling wordt vast
gesteld, doch hier zijn bijzondere omstandigheden aanwezig, waarmede re
kening moet worden gehouden. Het gemiddeld bedrag per leerling, lande
lijk gezien, wordt hierdoor opgetrokken. Het bedrag per leerling moet
redelijk zijn en verantwoord, enerzijds om het onderwijs zo goed mogelijk
te behartigen, anderzijds door het gemeentelijk budget niet onnodig te
belasten. De gemeente staat niet alleen voor het onderwijsbelang. Een
bedrag van 60,- per leerling moet, mede gezien het advies van de
Inspectrice redelijk geacht worden.
De heer Van Zundert vraagt, of ook uit art. 101 afgeschreven kan wor
den op een centrale verwarmingsinstallatie, waarop de voorzitter ant
woordt, dat dit niet blijkt uit de Lager-onderwijswetdoch men aan
neemt, dat dit wel kan en mag, hoewel er geen uitspraak over is. Bij
vernieuwing van een verwarmingsinstallatie is art. 72 der Lager-onder
wijswet van toepassing. T.a.v, aanschaffing van een leesmethode uit art.
101 vraagt de heer Van Zundert of hierop ook ten laste van art. 101 af
geschreven kan worden. Het is hier evenwel een kwestie van "uitsmeren"
over een aantal jaren. Het is voorts een zaak van goed beleid tevoren
de uitgavem ex art. 101 te plannen. "Gouverner O'est prévoir".
De heer van Hassel vraagt of de gemeente gebonden is aan het advies van
de Inspectrice, in casu aan de 60,- per leerling. Als men b.v, 5,-
meer geeft, dan heeft men wat meer armslag. Mevr. Akkermans vindt 5,-
de moeite niet waard. Het helpt toch niet. Als men een school vergelijkt
met een bedrijf, dan heeft men nooit genoeg. Een bedrag van 100,- per
leerling is wellicht nog te weinig. Er moet een grens zijn. Spreekster
vindt het voorstel van burgemeester en wethouders redelijk. Iedereen moet
roeien met de riemen die men heeft. Dus ook de scholen.
De heer Ruften legt zich neer bij het advies van de Inspectrice.
De raad behoeft niet deskundiger te zijn als zij, De heer Rujjten vraagt
nog wel of het een schoolbestuur mogelijk is in de loop van het jaar bij
de gemeente aan te kloppen, waarop de voorzitter repliceert, dat dit
alleen mogelijk is voor uitgaven, waarop art. 72 der Lager-onderwijswet
van toepassing is.
Tenslotte lanceert de heer Van Zundert het voorstel, evenals in Oudenbosch
is geschied, om het bedrag per peerleeing voor het g.l.o. voor het jaar
1965 vast te stellen op 60,- per leerling, doch tevens dit bedrag met
terugwerkende kracht voor 1964 betaalbaar te stellen.