En het eerste wat men in die omstandigheden doet, is plaatselijk, in
dit geval Ulvenhout, gemeente Nieuw-Ginneken, te informeren bij col
lega's, gemeentebestuur en de burgemeester en de secretaris. En dat
heb ik toen ook gedaan. Burgemeester Hofland kende men in die
contreien wel. Er waren enkele wielerenthousiasten op de secretarie
en die herinnerden zich nog heel goed burgemeester Hofland, eertijds
burgemeester van de gemeente Baarle-Nassau.
Wat secretaris van Mechelen betrof was de zaak iets moeilijker. Ik
heb me toen op de eerste plaats gewend tot de gemeente-secretaris
van Nieuw Ginneken. Hij had in de trein burgemeester Hofland eens
ontmoet en ze waren samen gereisd naar de vergadering van de Vereni
ging van Nederlandse Gemeenten in Den Bosch. De secretaris van
Nieuw Ginneken had opgemerkt, waar de secretaris van Oud-Gastel was;
waarom die niet meegereisd was. Toen had burgemeester Hofland verteld
dat hij erg veel werk had, dat hij moeilijk thuis weg kon komen en
dat hij in het algemeen niet zo veel voor die vergaderingen voelde.
Hij begreep het ook allemaal niet, want in het algemeen ging het er
op die vergaderingen wel gezellig naar toe. Men wist het nuttige met
het aangename te verenigen en het was toch in ieder geval niet zo
dat men een broodje of een worstenbroodje of zoiets ging opeten op
de bank van het station in Den Bosch, wat wel eens is opgemerkt van
de secretaris.
De heren burgemeesters en de andere secretarissen lieten het zich
meestal goed smaken in hotel Royal, zoals hij vertelde. Ik weet het
zelf niet, want ik ben er niet bij geweest.
Ik heb me verder tot anderen gewend en daar was nog een ambtenaar,
die niet jong van jaren meer was. Die had vroeger eens het volgende
meegemaakt. (Het betrof een vergadering op het gemeentehuis in Breda,
betreffende defensieaangelegenheden alwaar blijkens de presentie
lijst de burgemeester en de secretaris van Oud-en Nieuw Gastel ver
tegenwoordigd waren)Er was op de Markt in Breda een vrij oude auto
gesignaleerd en die had die middag al heel wat bekijks getrokken.
Achteraf was gebleken dat de heren uit Oud-Gastel daar na afloop
ingestapt waren. De rest van het gezelschap had zich nog wat vermaakt
in het Wapen van Nassau, maar blijkbaar hadden die twee andere heren
geen dorst gehad en waren na afloop van de vergadering in westelijke
richting vertrokken. Het klonk allemaal nogal geheimzinnig. Ik heb
mijn sollicitatie toch uit laten gaan.
Mijn eerste morgen op de secretarie ging ik naar de secretaris, die
na een korte inleiding toch weer snel aan zijn werk ging. Enkele
enveloppen, gebruikte enveloppen, die hij in grote voorraad altijd
aanwezig had, nam hij om met zijn correspondentie te beginnen.
Die voorraad werd steeds aangevuld, wanneer de burgemeester de post
weer bracht. De enveloppen gingen in de brievenhanger die meestal
uitpuilde van enveloppen. Daar was een vreemde eend in de bijt. Die
morgen was er nog weinig conversatie op de secretarie.
Ik herinner me nog wel, dat praktisch aan een stuk door een vrij
snerpend geluid van een pen klonk. Die was afkomstig van mijnheer
Veraart, die de burgerlijke stand werkzaamheden verrichtte en voor
dat doel een kroontjespen gebruikte. Hij zat daar van tijd tot tijd o;
te mopperen en dan nam hij wat doekjes aan elkaar, om daar zijn pen
aan af te geven. Dat doekje had hij schijnbaar van thuis meegebracht.
Toen dat lang genoeg geduurd had, had hij dan toch schijnbaar de moed
om aan de secretaris een nieuwe pen te vragen. Nou dat bleek toen nog
niet zo gemakkelijk te gaan, want hij had er veertien dagen geleden
pas een gehad. De secretaris streek over zijn hart en gaf hem een
nieuwe pen onder de mededeling, dat hij er voortaan wat langer mee
moest doen, het kon zo niet door blijven gaan. Overigens was zijn
voorraad pennen maar zeer beperkt en zou schijnbaar vooreerst niet