Hierna geeft de voorzitter nog het woord aan de heer Yroli.jk als wethouder van deze gemeente die zovele jaren in het college van burgemeester en wethouders met de secretaris heeft samengewerkt. De heer Yroli.jk houdt de volgende toespraak: Mijnheer van Mechelen, mevrouw, dames en heren. Ha het uitvoerige woord van de burgemeester en na het zeer mooie woord van ons enige vrouwelijke lid, mevrouw Akkermans rust op mij als wethouder toch wel de plicht even de secretaris hartelijk dank te zeggen voor de adviezen, de goede raadgevingen en alles wat hij in het belang van burgemeester en wethouders gedaan heeft. Ik zou zeggen, ik ben bijna veertien jaar wethouder en ik kan de secretaris niet beter typeren als met dit geval, dat ik tijdens mijn periode van veertien jaar maar één keer heb meegemaakt in de wekelijkse vergaderingen van burgemeester en wethouders, dat zijn plaatsver vanger daarin aanwezig was. Dat was tijdens een kortstondige ziekte. Hiermee is de heer van Mechelen, zoals de burgemeester ook al zeer terecht gezegd heeft juist getypeerd. Ik heb in mijn vijftienjarige loopbaan als ambtenaar ter secretarie ook maar één keer meegemaakt dat hij met vakantie ging en dat was dan tijdens zijn huwelijksreis naar Zwitserland en voor de rest was de heer van Mechelen, ik kan wel zeggen 365 dagen per jaar aanwezig want op zondagen was hij vaak nog op het oude gemeentehuis. Op mij rust dan de plicht om namens collega Ernest u hartelijk dank te zeggen, voor al het goede wat u in het belang van de gemeente gedaan hebt met betrekking tot het college van burgemeester en wet houders; de adviezen en inlichtingen die u ons gegeven hebt. Wij hebben nooit tevergeefs een beroep op u gedaan. U hebt altijd welwillend en recht uit het hart ons geantwoord en daarvoor mijnheer van Mechelen mijn hartelijke dank. Ik hoop dat u van een lange pensioengerechtigde leeftijd zult mogen genieten en dat u met uw gezin nou eens iets verder zult gaan dan de Dreef en de nieuwe wijk, waar u dagelijks komt en dat u ook eens verder dan Oud-Gastel zult gaan. Mijnheer van Mechelen ik dank u nogmaals hartelijk voor alles. Mijnheer Vissenberg spreekt hierna als volgt: Mijnheer de secretaris, ik ben veertien jaar raadslid, ik heb u ook van zeer nabij leren kennen, u bent voor mij altijd heel goed geweest als ik om inlichtingen kwam stond u direct klaar, wij zijn maar gewone mensen, wij weten ook alles niet, wij konden bij u aankloppen 's avonds, 's zaterdags of hoe dan ook, maar ene keer bent u toch wel eens boos geweest op mij. En ik zal u zeggen waarom. U zat daar iedere vergadering de notulen voor te lezen, u zat nog al een eindje van mij vandaan, u praatte zachtjes en ik verstond altijd niet alles. Ik was toen al een jaar of drie raadslid. De vorige burgemees ter vroeg of er nog op- of aanmerkingen op deze notulen waren. Ik heb toen gezegd: ja, ik heb wel een opmerking "Ik heb mijnheer van Mechelen niet verstaan; derhalve kan ik die notulen eigenlijk niet mee goedkeuren. Zou het nou niet mogelijk zijn om die notulen in het vervolg op schrift te stellen en dan bij de raadsleden thuis te sturen". Daar werd links en rechts eens over gesproken en bij meerderheidsbesluit is aldus besloten. Na de vergadering zei de secretaris tegen mij:"Jongen, jongen, nou heb je mij wat op mijn nek gehangen". Hierna wordt de vergadering door de voorzitter geschorst, teneinde in intieme sfeer het afscheid van secretaris H.J.van Mechelen te vieren.

Raadsnotulen

Oud en Nieuw Gastel: 1938-1980 | 1963 | | pagina 66