11
bovendien nog een mooi kostuum krijgen om er bij het voorkomen van
brand mee te gaan werken.
De voorzitter antwoordt, dat het hem spijt te moeten vaststellen,
dat de heer Vissenberg deze aangelegenheid niet juist ziet, daar het
niet de bedoeling is, dat de brandweerlieden in uniform gekleed gaan
spuiten, maar dat zij alleen geüniformeerd zijn bij bijzondere gebeur
tenissen o.m. bij gelegenheid van brandweerwedstrijden, wanneer de
uitreiking van de prijzen plaats vindt en de deelnemende korpsen
nog even gezellig bijeen blijven.
De heer Vissenberg merkt op, dat het toch zeker niet de bedoe
ling is, dat als er geoefend wordt dit gebeurt met een mooi pakje
aan.
De voorzitter antwoordt, dat dit inderdaad niet het geval is.
De heer Vissenberg stelt vast, dat zijn konklusie is, dat het
maar een lefpakje is.
De voorzitter antwoordt, dat het dit in ieder geval niet is en
brengt vervolgens onder de aandacht, dat het volkomen begrijpelijk
is, dat ons brandweerkorps niet graag bij korpsen uit omliggende
gemeenten achterblijft.
De heer van Dongen merkt op, dat hij ook wel eens dergelijke
bijeenkomsten van brandweerkorpsen hier en daar gezien heeft en
dat hij zich levendig kan voorstellen, dat het wel erg sneu is voor
een deelnemend korps niet geüniformeerd te zijn, terwijl dit bij 80
h 9QP/o van de korpsen wel het geval is. Spreker verklaart van oordeel
te zijn, dat het in deze niet alleen gaat over de representatieve
zijde van de onderwerpelijke aangelegenheid, maar dat het meer in het
bijzonder gaat om de erkenning van de verdiensten, die de leden
van de brandweer voor onze gemeenschap hebben. Spreker eindigt met
de opmerking, dat het naar zijn mening volkomen verantwoord is het
verzoek in te willigen, te meer nog omdat de leden zelf voor de
helft van de kosten zorg dragen.
De heer Gelijns merkt op, dat het brandweerkorps, dat steeds
paraat is op de momenten, dat de nood het hoogst is de waardering
van de gemeente verdient en verklaart volledig achter het voorstel
van burgemeester en wethouders te staan.
De heer van Zundert merkt op, dat het verzoek bij hem wel
enige bedenkingen heeft opgeroepen en verklaart van mening te zijn,
dat, indien dit mogelijk is het juister zou zijn om het bedrag dat
gevraagd wordt, aangewend zou worden voor de verhoging van de uur
lonen.
De voorzitter antwoordt, dat dit niet mogelijk is, daar de uur
lonen zijn vastgesteld door het Ministerie van Binnenlandse Zaken.
De heer van Zundert vraagt of het dan niet mogelijk is de één
of andere voorziening te treffen, daar er wat dit betreft toch wel
uitwegen zijn.
De voorzitter antwoordt, dat het naar zijn oordeel niet juist
zou zijn het zo te spelen.
De heer Ruijten merkt op, dat hij de brandweerlieden beslist wel
een uniform gunt, daar het blijkbaar een noodzakelijk kwaad is, dat
de brandweerkorpsen geüniformeerd worden. Spreker verklaart het te
blijven betreuren, dat de fanfare destijds voor geen enkele tege
moetkoming van gemeentewege in aanmerking is gekomen. Spreker wijst
er verder op, dat wel gesteld kan worden, dat jaarlijks een subsidie
wordt genoten, maar van het subsidie alleen kan de vereniging niet
in stand worden gehouden, daar de muziekgezelschappen voor instru
mentaria enz. zich grote uitgaven moeten getroosten.
De voorzitter antwoordt, dat hij niet betwist, dat de muziekgezel
schappen zich voor grote uitgaven gesteld zien en dat zij hun uiter
ste best moeten doen om rond te komen, maar dat het nu eenmaal zó
is, dat de subsidieregeling volkomen is aangepast aan de richtlijnen,
die de landelijke federatie van fanfares en muziekgezelschappen