4. De heer van Zundert merkt op, dat hij hij een vergelijking van het so juist toegekende subsidie ten behoeve van de r.k. leergangen te Til burg tot een bedrag van 48»per cursist, dat maar juist de meerder heid heeft behaald, en het bedrag van 50,dat per leerling voor de avond-ulo-school gevraagd wordt, tot de konklusie komt, dat het laatst genoemde bedrag aan de hoge kant is. Spreker stelt nogmaals vast, dat hij niet tegen subsidiering van de avondschool is, doch verklaart van mening te zijn, dat het belang van de avond-ulo*school niet opweegt tegen het belang van de r.k. leergangen. De voorzitter antwoordt, met herinnering aan het door hem gestelde in de vorige raadsvergadering, dat de subsidiering van de r.k.leergangen in een heel ander vlak ligt, daar behalve het normale gemeentelijke sub sidie nog indirekte bijdragen door de gemeente worden gegeven door mid del van de studie-toelage verordening, terwijl behalve bijdragen van de cursisten ook nog een rijkssubsidie en een provinciaal subsidie genoten wordt De heer van Zundert vraagt of de benodigde boeken door de leerlingen zelf betaald moeten worden. De voorzitter antwoordt, dat hij dit niet met zekerheid mag zeggen, maar dat hij van mening is, dat de kosten van aanschaffing van de boe ken niet in het subsidiebedrag begrepen zijn. De heer van Dongen merkt op, dat uit de ontvangen toelichting duide lijk blijkt, dat de avond-ulo-school niet subsidiabel is, omdat het minimum aantal lesuren niet bereikt is en dat het in deze dus niet gaat over de kwestie, dat het rijk om zo te zeggen de kat even uit de boom ziet en vraagt of bij een avondcursus het vereiste minimum aantal lesuren te bereiken is. De voorzitter antwoordt, dat het bestuur van de school van mening is, dat het minimum aantal lesuren zeker te bereiken is en vestigt er ver volgens de aandacht op, dat, nu men het aantal leerlingen aan de lage kant acht, ook mede daarom het rijk met betrekking tot de subsidie verlening wat huiverig is. Spreker wijst er verder op, dat het bestuur van de school de stellige overtuiging heeft, dat een normale ontwikke ling van deze avond-ulo-school verzekerd is. De heer van Dongen vraagt of hieruit de konklusie mag worden getrok ken, dat over drie jaar het minimum aantal lesuren volgens de rijksre geling bereikt zal zijn. De voorzitter antwoordt, dat dit mogelijk het volgend jaar reeds het geval zal zijn. De heer van Dongen vraagt of, indien over drie jaar, wanneer de avondcursus volledig is, het minimum aantal lesuren bereikt is, het rijk dan niet verplicht is om ook over de verstreken jaren, subsidie te verlenen. Spreker wijst er in dit verband op, dat, voor zover hem bekend, onze eigen ulo-school toch ook van het begin af subsidiabel is geweest, zij het wellicht onder een zekere garantievoorwaarde. De voorzitter antwoordt, dat, voor wat de subisidiering van onze eigen school betreft als gafantievoorwaarde is gesteld, dat een voldoend aantal leerlingen aanwezig was. De heer van Dongen merkt op, dat een garantievoorwaarde op zich niet zo erg is, indien men de zekerheid heeft, dat, indien aan de minimale eisen wordt voldaan, men achteraf toch nog aan zijn trekken komt. De voorzitter antwoordt, dat het met de avond-ulo-school niet zo is, waarop de heer van Dongen vaststelt, dat het dus anders ligt dan met onze eigen ulo-school. De voorzitter wijst er op, dat voor de subsidiering van onze eigen ulo-school het rijk de eis van een minimum aantal leerlingen heeft ge steld. De heer van Dongen merkt op, dat ten aanzien van onze eigen ulo school ook in de aanvangperiode het minimum aantal lesuren zeker niet bereikt zal zijn en dat niettegenstaande deze omstandigheid toch rijks subsidie is genoten.

Raadsnotulen

Oud en Nieuw Gastel: 1938-1980 | 1962 | | pagina 98