6
De heer van Dongen jnerkt op,dat hij van mening is,dat iemand die per
sé tegenstander was,dit zeker had laten weten,
De voorzitter antwoordt.dat dit nu eenmaal niet is gebeurd.
Mevrouw Akkermans merkt op,dat er alle redenen voor zijndat de mid
denstandsvereniging, die hierbij het meeste belang heeft,deze aangelegen
heid opnieuw aan de orde stelt en haar leden aanspoort meer enthousias
me op te brengen om de gewenste regeling tot stand te brengen*dan tot nu
het geval is geweest.Op de vraag van de voorzitter of het de bedoeling
van Mevrouw Akkermans is om deze aangelegenheid opnieuw aan te pakken,
antwoordt deze bevestigend.
Wethouder Ernest merkt op,dat ook hij van oordeel is,dat bij deze
aangelegenheid de middenstandsvereniging tenslotte het meest gebaat is
bij de totstandkoming van' de regeling zodat zij op de eerste plaats aan
gewezen is om hierop aandrang uit te oefenen.
De heer Ruijten merkt op,dat er door de betreffende winkeliers wel een
beetje nonchalant gehandeld is en dat het naar zijn oordeel,zoals Me
vrouw Akkermans heeft opgemerkt,de beste oplossing is,dat over deze aan
gelegenheid nader beraadslaagd wordt en dat opnieuw een enquete gehou
den wordt.
De heer van Zundert merkt op,dat hij drie winkeliers gesproken heeft,
die geen bericht hebben gelaten en die verklaard hebben voorstanders te
zijn van de invoering van een verplichte vakantiesluiting.
De heer van Hassel stelt vast,dat het toch welerg jammer zou zijn,
dat,nu er tenslotte maar 8 winkeliers overblijven van wie niet bekend
is of zij» vóór of tegen zijn,dat de vakantieregeling geen doorgang
zou vinden en wijst er op,dat de middenstanders het hele jaar voor de
volle 100% zich zowel geestelijk als lichamelijk moeten inspannen en
harder dan vele anderen vakantie nodig hebben.Spreker verklaart het met
de vorige sprekers eens te zijn ,dat het ondernemen van verdere stappen
bij de Kamer van Koophandel om alsnog in deze een gunstig resultaat te
bereiken,zo spoedig mogelijk,behoort plaats te hebben.
De heer Gelijns merkt op,dat het naar zijn mening in deze een lastige
aangelegenheid betreft en maakt een vergelijking tussen een werknemer
die vakantie krijgt met behoud van loon en een middenstander wiens ver
diensten tijdens de vakantie niet doorgaan,wat mogelijk tot moeilijkhe
den aanleiding kan geven.
De voorzitter antwoordtdat met de Kamer van Koophandel en de mid
denstandsvereniging deze aangelegenheid nader zal worden opgenomen om
tot een nader voorstel te komen.
De heer van Dongen merkt op,dat in deze niet mag worden voorbij ge
zien, dat de middenstandsvereniging gevraagd heeft een vakantieregeling
tot stand te brengen,zodat niet gesteld mag worden de middenstand wil
dit niet,nu juist het tegenover gestelde het geval is en gevraagd wordt
a.u.b. een regeling vast te stellen.Spreker wijst er verder op,dat het
in deze dus niet zo is,dat het wordt uitgemaakt door burgemeester en
wethouders of door de raad,maar de middenstand heeft het zelf aanhangig
gemaakt,zodat het komt van het georganiseerd overleg en van het bestuur
van de middenstand.
De heer Ruijten merkt op het niet met de heer van Dongen eens te zijn,
daar de ingestelde'enquete heeft uitgewezen,dat het de middenstand niet
zoveel kan schelen.
De heer van Dongen merkt op,dat de middenstand het verzoek tot burge
meester en wethouders heeft gericht,welke opmerking de heer Ruijten aan-
leiding'-geeft op te merken,dat het in deze een gedeelte van de middenstand
betreft.
De heer van Dongen merkt naar aanleiding van deze opmerking op,dat
toch niet verlangd mag worden,dat iedere middenstander een verzoek in
dient.
De voorzitter merkt op,dat het toch zo is,dat de middenstandsvereniging
in een vergadering besloten heeft het verzoek te doen,naar aanleiding van
welke opmerking de heer van Dingen vaststelt:"dus van het georganiseerd
overleg".