5. terwijl zich 5 winkeliers tegen hebben verklaard en 11 winkeliers blijk hebben gegeven geen belangstelling voor een zodanige regeling te hebben.Op grond van de uitslag van de enquete acht de Kamer van Koop handel het vooralsnog niet gewenst de invoering van een vakantieslui- ting voor de betrokken winkeliers dringend voor te schrijven. De heer van Dongen merkt op,dat hij zich met het door de Kamer van Koophandel en Fabrieken ingenomen standpunt in het geheel niet kan ver enigen. Naar sprekers mening is de door de Kamer van Koophandel gemaakte optelsom en aftreksom toch wel heel slecht gemaakt of wel heel deskun dig gemaakt.Spreker wijst er op,dat de ingestelde enquete duidelijk heeft aangetoond,dat de meerderheid van de betreffende winkeliers zich vóór de vaststelling van een vakantieregeling heeft verklaard,nu van de 33 enquêteformulieren er 22 zijn terugontvangen,waarvan 17 voorstan ders en 5 tegenstanders,terwijl ten aanzien van degenen^die niet gerea geerd hebben aangenomen mag worden,dat de kwestie hen onverschillig laat en dat zij zich met beide standpunten kunnen verenigen;Spreker merkt voorts op,dat hij van oordeel is,dat het advies van de Kamer van Koophandel ter zijde gelegd dient te worden en dat,zoals in vele ge meenten in onze omgeving reeds is geschied overgegaan behoort te worden tot vaststelling van een regeling als door de Katholieke Middenstands vereniging wordt verzocht,Tenslotte merkt spreker op,dat het de vraag is of er uitzonderingen gemaakt moeten worden ja dan ne~n en dat deze kwes tie later zal moeten worden bekeken. De voorzitter antwoordt,dat ook hij graag de middenstand steunt,maar dat het nu eenmaal zo is,dat de raad slechts een winkelsluitingsveror dening kan vaststellen,wanneer de Kamer van Koophandel een gunstig ad vies heeft uitgebracht. De heer van Dongen merkt op,dat het geen standpunt van de Kamer van Koophandel is om degenen,die niet aan de enquete hebben meegedaan als tegenstemmers te beschouwen,daar hij het niet anders kan zien,dat deze personen zich voor het geval niet interesseren,zodat het hierop neer komt, dat er van de 22 geldige stemmen 17 zijn u* tgebracht vóór en 5 tegen de voorgestelde regeling. De voorzitter antwoordtdat het nu eenmaal zo is,dat de Kamer van Koophandel hieromtrent een andere opvatting heeft. De heer van Dongen merkt op,dat dit inderdaad uit de stukken blijkt en verklaart er van overtuigd te zijn,dat de mening van de raad anders is en dat het z.i. weinig moeite zr.l kosten om de heren in Breda er van te overtuigen,dat zij in deze wel een beetje fout geredeneerd hebben. De voorzitter antwoordt,dat,zoals hij reeds eerder heeft opgemerkt, de raad slechts een verordening kan vaststellen als de Kamer van Koop handel verklaard heeft,dat de vaststelling gerechtvaardigd is. De heer van Dongen merkt op,dat het naar zijn mening aanbevel- verdient,dat nader kontakt met de Kamer van Koophandel wordt opgenomen, nu op goede gronden kan worden aangetoond,dat de uitslag van de gehou den enquete toch zodanig is,dat vaststaat,dat het merendeel van'de be treffende winkeliers tot de voorstanders gerekend moeten worden. Wethouder Vrolijk merkt op,dat hij van mening is,dat,indien de Kamer van Koophandel geschreven had,dat zij die niet reageren tot de voor standers gerekend zouden worden,belanghebbenden ook in dat geval waar schijnlijk niet geantwoord zouden hebben,zodat de konklusie van de heer van Dongen wel juist voorkomt. De voorzitter antwoordtdat de Kamer van Koophandel uitdrukkelijk geschreven heeft,dat zij het bijzonder op prijs zou stellen,dat het en quêteformulier werd teruggezonden en dat het daarom af te keuren is, dat een aantal winkeliers hieraan geen gevolg heeft gegeven. De heer van Dongen merkt op,dat met enquêteformulieren in het alge meen zeer slordig wordt omgesprongen en dat, indien 60% hiervan terug komt, dit geen slecht resultaat is,zodat de Kamer van Koophandel na te rugontvangst van 22 formulieren reeds een '-gevolgtrekking had kunnen maken,wat zij niet eens heeft willen doen. De voorzitter antwoordt,dat hij het een slappe houding vindt van degenen,die niet eens de moeite hebben gedaan het enquêteformulier terug te zenden.

Raadsnotulen

Oud en Nieuw Gastel: 1938-1980 | 1962 | | pagina 86