7 Spreker vraagt zich voorts af of het niet mogelijk is om voor de houw van de school naar een andere plaats uit te zien,te meer omdat in het courantenbericht er bij vermeld stond,dat in verband met de bouw van de school weer een herziening van het uitbreidingsplan noodzakelijk is. Spreker vraagt zich tenslotte af of het nu nodig is om het uitbrei dingsplan telkens aan veranderde omstandigheden aan te passen en of het daarom niet beter is,zoals hij reeds heeft opgemerkt om naar een ander geschikt terrein uit te zien. De voorzitter antwoordtdat het inderdaad zo is,dat volgens het uit breidingsplan de gronden die daar liggen en uiteraard ook de gronden ten aanzien waarvan op het ogenblik een onteigeningsprocedure loopt, voor de sportbeoefening moeten dienen en wijst er op,dat bij de be sprekingen over de plaats,waar de bouw van de school het meest verant woord is,mede gelet op het geldende uitbreidingsplan,uiteindelijk de conclusie is geweest,dat het bewuste terreintje hiervoor het meest ge schikt is.De consequentie hiervan is,dat het nodig is,dat door het college van burgemeester en wethouders in afwachting van een wijziging van het uitbreidingsplan,waarbij nog andere punten aan de orde komen, voor de bouw van de school een besluit wordt genomen op grond van ar tikel 20 van de Vederopbouwwetdat aan de goedkeuring van Gedeputeerde Staten is onderworpen.Spreker vervolgt met er op te wijzen,dat bij be paling van de plaats waar,behoudens bovenbedoelde goedkeuring,de school gebouwd zal worden,in aanmerking is genomen,dat de school in de omge ving van andere scholen komt te liggen en tevens in de omgeving van het gymnastieklokaal.Spreker geeft de heer van Dongen de verzekering,dat het college van burgemeester en wethouders de sportbelangen zeker niet uit het oog «al verliezen en vestigt er de aandacht op,dat al het mogelijke gedaan wordt om de aanhangige onteigeningsprocedurezo spoe dig mogelijk,tot een goed einde te brengen,ten einde in staat te zijn de plannen met betrekking tot de uitbreiding van de sportterreinen op zo'n kort mogelijke termijn,te verwezenlijken,zodat op deze wijze zo wel de belangen van het onderwijs als de belangen van de sport worden gediend. De heer van Dongen merkt op,dat het dus zonder neer mogelijk is om een dwingend voorschriftdat indertijd gegeven is om het betreffende terrein voor 25 30 jaar voor sportdoeleinden aan te wenden ter zijde wordt gesteld en spreekt er zijn verwondering over uit,dat noch de sportclub Gastel,die toch huurder is van het sportpark,derhalve zowel van het grote als van het kleine veld,noch met de stichting als die er eventu eel noch is,ooit kontakt over deze zaak is opgenomen.De voorzitter antwoordtdat de opmerking van de heer van Dongen,dat een bespreking met de sportclub Gastel nog niet heeft plaats gehad,juist is en dat dit als een vergissing moet worden aangemerktmaar dat het van de an dere kant zo is,dat met toepassing van artikel 20 van de Wederopbouw- wet van een goedgekeurd uitbreidingsplan kan worden afgeweken,dus ook wat die termijn van 25 30 jaar betreft. Wethouder Vrolijk merkt op,dat hij aan hetgeen door de heer L.Jansen gezegd is nog zou willen toevoegen,dat het college van burgemeester en wethouders t.z.t. bij de toewijzing van het nieuwe bouwvolume zou kun nen nagaan of dit bouwvolume eventueel bestemd kan worden voor de bouw van bejaardenwoningen. 'De voorzitter antwoordt het hiermede eens te zijn,indien meer bouwvo lume wordt toegewezen dan de laatste tijd het geval is geweest. Wethouder Vrolijk merkt voorts op,dat hij deze kwestie zo bekijkt,dat, indien bouwvolume zou worden toegewezen voor 8 normale woningen hier voor 12 bejaardenwoningen gebouwd kunnen worden en dat,indien mede in aanmerking genomen wordt,dat ook de stichting nog een aantal woningen zou kunnen bouwen het naar zijn oordeel verantwoord is het normale bouwvolume voor de bouw van bejaardenwoningen aan te wenden. De voorzitter antwoordtdat deze aangelegenheid te zijner tijd nader zal worden bezien.

Raadsnotulen

Oud en Nieuw Gastel: 1938-1980 | 1962 | | pagina 68