4
De voorzitter antwoordtdat hij het met de heer Koevoets eens is,dat
van gemeentewege de kuituur zoveel mogelijk bevorderd moet worden en
dat dit uiteraard in de eerste plaats geldt voor de plaatselijke cul
tuurvorming. Spreker wijst er vervolgens op,dat burgemeester en wethou
ders van oordeel zijn,datvoor wat deze gemeente betreft,met het toe
kennen van een subsidie van 50,kan worden volstaan.
Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel
van burgemeester en wethouders besloten aan de stichting Vrienden van
het Brabants Orkest te 1s-Hertogenbosch,voor het jaar 1963,een subsi
die te verlenen van 50,--.
De heer Koevoets verzoekt aantekening,dat hij geacht wil worden tegen
het voorstel van burgemeester en wethouders te hebben gestemd.
Verlening 6.Verlenen van eervol ontslag aan een ambtenaar van de burgerlijke
eervol ont- stand (prae-adviesnr.62.062)
slag aan Fr.De voorzitter merkt op,dat burgemeester en wethouders voorstellen aan
F1J.Ph.Ver-de heer Fr.Fl.J.Ph,Veraart op diens verzoek dd. 18 juli 1962wegens het
aart als amb bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd per 1 september 1962,eer-
tenaar van vol ontslag te verlenen als ambtenaar van de burgerlijke stand dezer
de burger- gemeenteonder dankzegging voor de door hem als zodanig sedert 1 juli
lijke stand 1941 bewezen diensten.
De heer Koevoets merkt op geen bezwaar te hebben tegen het verlenen van
het gevraagde ontslag en brengt in herinnering de zware verkiezings
campagne van de afgelopen weken,bij welke gelegenheid veel gezegd en
veel geschreven is,wat pijnlijke indrukken heeft achtergelaten.Dat te
gen een sekretarie-ambtenaardie een geweldige aanval op het college
van burgemeester en wethouders en de raad heeft gedaan,en welke aanval
één grote belediging was,geen maatregelen zijn getroffen,verklaart
spreker onbegrijpelijk te vinden.
De voorzitter antwoordtdat wij nu eenmaal leven in een democratische
tijd en dat iedereen onverschillig dus of hij nog in dienst is van de
gemeente of straks de gemeentedienst verlaatpropaganda mag maken voor
een lijstwaarmede hij bij een verkiezing uitkomt.Het gemeentebestuur
kan derhalve niet voorkomen,dat een ambtenaar die nog in dienst is bij
gelegenheid van de verkiezingen aan politiek doet en dat het niet op
de weg van het gemeentebestuur ligt om een persoon,die als lijsttrekker
fungeert,ook al is hij ambtenaar,op het onjuiste van zijn handelwijze
te wijzen,daar het zo gezien moet worden,dat het in deze een gezamen
lijke aktie betreft van de op de lijst voorkomende kandidaten.
De heer van Dongen merkt op de mening van de heer Koevoets te onder
schrijven en verklaartdat hij er van staan kijken heeft,dat vooral van
wethouderszijde,althans zeker van de zijde van de oudste wethouder niet
gereflecteerd is op de wij ze,waarop de kwestie is aanhangig gemaakt en
de wijze,waarop het beleid van burgemeester en wethouders in een kwaad
daglicht is gesteld.Spreker wijst er op,dat het wel zo moet zijn,dat
bij een verkiezingscampagne veel vergeten en vergeven moet worden en
dat hij persoonlijk ook wel bereid is te vergeven,maar hier staat tegen
over, dat er toch wel dingen genoemd zijn,die op het eerste gezicht waar
lijken,maar die toch wel te weerspreken en te weerleggen zijn en dat
het hem wel enigszins verwonderd heeft,dat er nooit van de aantijgingen
een weerlegging is gekomen.
De voorzitter antwoordtdat het inderdaad in deze een kwestie is,die
de betrokken personen direkt aangaat en wanneer zij om bepaalde redenen
gemeend hebben hierop niet te moeten re&gerep,dit wellicht als ver
standig kan worden aangemerkt.Van de andere kant kan ook gesteld worden,
dat het goed geweest zou zijn er iets van te zeggen.Spreker wijst er
vervolgens op,dat het in deze een aangelegenheid betreft,die niet tot de
competentie van de raad behoort.
Wethouder Vrolijk merkt op,dat de heer van Dongen,toen hij sprak over
de "oudste" wethouder hem moet hebben bedoeld,Spreker stelt met be
trekking tot het bewuste verkiezingspamflet vaptofschoon dit niet van
slimheid getuigt,toch wel op de juiste tijd is verspreid,zodat noch hij,
noch een ander de gelegenheid heeft gehad hierop te reageren.Spreker
merkt verder op,dat hij er van overtuigd is niet zo vlot met de pen te
zijn als de heer van Dongen,maar dat hij toch wel een antwoordje op
het pamflet klaar zou hebben gehad als er nog gelegenheid voor geweest
was