11 De voorzitter antwoordt, dat het bij het rijk van de rang afhangt of een vaste vergoeding genoten wordt of een vergoeding per kilometer. De heer eRNEST vraagt zich af of het met het oog op het vastgestelde bedrag wel verantwoord is om een uitgebreide administratie te voeren. De heer ROOSENDAAL wijst er op, dat de mogelijkheid aanwezig is, dat 200 of 300 km. per jaar teveel gereden wordt, waarop de heer ERNEST opmerkt, dat dit door niemand kan worden uitgemaakt. Hierna vraagt de voorzitter over welk punt de heer van Dongen nog toelichting verlangt. De heer VAN DONGEN vraagt met verwijzing naar bijlage C., waar gespro ken wordt over de administrateur en de huurophaler van het gemeentelijk woningbedrijf, of het de bedoeling is, dat het gemeentelijk woningbedrijf binnen korte tijd onder de visie komt van de bouwstichting. De voorzitter antwoordt, dat dit zeker voorlopig niet het geval is. De heer VAN DONGEN merkt op, dat er in de omgeving gemeenten zijn, met name de gemeente Fijnaart, waar een aantal woningen aan de stichting in beheer zijn toevertrouwd, met de bedoeling om straks het gehele wo- ningbezit over te dragen. Spreker vraagt of het in de bedoeling ligt in de toekomst alle gemeentewoningen aan de zorg van de stichting toe te vertrouwen. De voorzitter antwoordt, dat het Katholiek Instituut voor de Volks huisvesting te Utrecht geadviseerd heeft om in deze kalm aan te doen om niet onmiddellijk belast te worden met een uitgebreide administratie. De heer VAN DONGEN merkt op, dat het naar zijn oordeel toch wel dien stig zou zijn om alvast een zeker aantal gelijksoortige woningen aan de stichting over te dragen om zodoende van liever lee ervaring op te doen. De voorzitter antwoordt er geen bezwaar tegen te hebben deze aangelegen heid nog eens aan de stichting voor te leggen en wijst er voorts op, dat het Katholiek Instituut voor Volkshuisvesting,dat in deze over ervaring beschik^, het standpunt inneemt dat het verstandiger is met de overneming van woningen te wachten, totdat de stichting zelf een aantal woningen heeft gebouwd en, nadat enige ervaring is opgedaan, geleidelijk tot over neming van de woningen over te gaan. Hierna vraagt de voorzitter of de ontwerp-verordening verder nog aan leiding geeft tot het stellen van vragen of het maken van opmerkingen, De heer VAN DONGEN wijst op artikel 7 van de verordening, dat bepaalt, dat aan niet volwassenen een bepaald hoger salaris kan worden gegeven en dat aan de niet-volwassenewanneer hij 21 jaar geworden is, het sa laris zal toekomen van de volwassene, derhalve het minimum-salaris, ten gevolge waarvan de mogelijkheid aanwezig is, dat een bepaalde funktiona- ris op een gegeven moment een salaris heeft, dat hoger ligt. Spreker licht dit toe door als voorbeeld te stellen, dat een adjunct commies, die niet volwassen is, een salaris geniet van 455,- per maand, wat mogelijk is, op het tijdstip van het bereiken van de 21-jarige leef tijd, volgens het gestelde in artikel 3 moet beginnen met het minimum salaris, dat aan die funktie verbonden is. Tenzij de verordening hier omtrent nog nadere bepalingen bevat zou dus bedoelde funktionaris in salaris achteruitgaan, n.l. van 455,-- per maand tot 421,-- per maand, wat toch zeker niet de bedoeling kan zijn De voorzitter antwoordt, dat het gezag, dat aanstelt, hetzij dit de raad is of het college van Burgemeester en wethouders, aan een betref fende funktionaris een zodanige salarisancienniteit kan toekennen, dat zijn salaris komt te liggen boven het salaris, dat hij voordien genoot. Spreker wyst er vervolgens op, dat in het door de heer VAN DONGEN aangehaalde voorbeeld ook artikel 6 van de verordening uitkomst kan bieden, in welk artikel is bepaald, dat by buitengewone bekwaamheid, geschiktheid en dienstijver, burgemeester en wethouders bevoegd zijn een zodanig aantal periodieke verhogingen toe te kennen, dat een betreffende ambtenaar niet in salaris achteruitgaat.

Raadsnotulen

Oud en Nieuw Gastel: 1938-1980 | 1962 | | pagina 56