8.
III. het door het sub I genoemde schoolbestuur in rekening gebrachte
bedrag wegens voor vergoeding in aanmerking komende uitgaven der
bedoelde scholen, over het jaar 1961 ad 30.437»20 op grond van
de in het ontwerpbesluit opgenomen overwegingen te verminderen
met 304,89 en alzo nader vast te stellen op 30.132,31» (r.k.
jongensschool 17.611,83 en r.k. meisjesschool 12.520,48)
De heer VAN DONGEN brengt onder de aandacht, dat hem uit het prae-
advies is gebleken, dat deze aangelegenheid wel erg ambtelijk is be
handeld en wijst er op, dat het naar zijn oordeel wel erg ver gezocht
is dat over een niet verschuldigd, doch wel betaald kwitantie-zegel
van 0,15 gevallen wordt, ook al moet op formele gronden zo gehandeld
worden. Wat de telefoonnota van het hoofd van de meisjesschool betreft
merkt spreker op, dat het hem bevreemdt, dat het hoofd naar de mening
van burgemeester en wethouders het abonnementsgeld zelf moet betalen.
Spreker merkt verder op, dat hij over deze kwestie kontakt heeft opge
nomen met het hoofd dier school en dat hij er zijn verwondering over
heeft uitgesproken, dat het abonnementsgeld niet vergoed wordt, wat
blijkbaar het gevolg is van de omstandigheid, dat het toestel zich be
vindt in de woning van het schoolhoofd en niet in de school is ge
plaatst. Spreker verklaart van mening te zijn, dat het verstandig ge
weest is het toestel in de woning te laten plaatsen, daar, indien
anders gehandeld was, b.v. 1s-woensdagsmiddags1s-zaterdagsmiddags en
's-zondags geen gehoor zou worden gekregen, terwijl het ongetwijfeld
ook dan vaak zal voorkomen, dat men het hoofd der school zal willen
spreken. Spreker stelt voor het abonnementsgeld van gemeentewege te
vergoeden.
De voorzitter antwoordt, dat volgens de jurisprudentie op artikel 101
van de lager-onderwyswet 1920 in rekening gebrachte, doch niet ver
schuldigde kwitantiezegels niet voor vergoeding in aanmerking komen.
Wat de telefoonkosten betreft verwijst spreker* naar het Kon. Besluit
van 16 okt. 1930, waarbij is bepaald, dat, indien een telefoon in de
school aanwezig is de kosten voor vergoeding op grond van artikel 101
in aanmerking komen. Het college van burgemeester en wethouders heeft
aan de hand van dit Koninklijk besluit zijn standpunt bepaald en is tot
de konklusie gekomen, dat het in rekening gebrachte bedrag niet voor
vergoeding in aanmerking komt, met uitzondering v'an een bedrag van
25,-- wegens ambtelijke gesprekken, welk bedrag uiteraard op een
schatting berust.
De heer VAN DONGEN merkt op, dat hij van mening blieft, dat de in re
kening gebrachte kosten, dus ook het abonnementsgeld, bij de vaststel
ling van het bedrag in aanmerking1^ nemen, daar, indien dit niet ge
beurt, de kans bestaat, dat het toestel naar de school verplaatst
wordt, tengevolge waarvan ongetwijfeld een minder gewenste f^estand gaat
ontstaan.
Na een korte gedachtenwisseling vraagt de voorzitter of het voofls'fcel
van de heer VAN DONGEN om het door het schoolbestuur wegens telefoon-'
kosten voor de r.k. meisjesschool in de verantwoording opgenomen bedrag1
van 94,38 geheel in aanmerking te nemen ondersteund wordt, waarop
de heren Roosendaal en Koevoets bevestigend antwoorden.
Na gehouden stemming blijkt, dat dit voorstel met' 7 tegen 6 stemmen
is aangenomen. Vóór stemden de leden; C, Jansen, van Bavel, Koevoets
Roosendaal, van Rysbergen, L. Jansen en van Dongen, tógen de ledens
Akkermans, Moerings, Vissenberg, Marcelissen, Vrolijk en Ernest.
Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming besloten;
I. het gemeentelijk vergoedingsbedrag, bedoeld in artikel 101 van de
lager-onderwijswet 1920 voor de onder het bestuur van het r.k. kerk
bestuur van de Parochie van de H. Laurentius te Oud-Gastel staande
r.k. byzondere scholen voor gewoon lager onderwijs te Oud-Gastel, over
het jaar 1961, vast te stellen ops 714 1/3 x 42,50 30.359,16
16.858,33 voor de r.k. jongensschool en 13.500,83 voor de r.k.
©.eis jesschool)