te lijk wo ningbedrijf en van de gemeentebe groting voor het dienst.jaar 1962. Vaststelling 12. Vaststelling van de begroting van het gemeentelyk woningbedrijf van (ie be- en van de gemeentebegroting voor het dienstjaar 1962 groting van De voorzitter vraagt of de commissie in wier handen deze begrotingen het gemeen- in een vorige vergadering zijn gesteld ter fine van onderzoek en rapport zich van haar taak heeft gekweten. De heer MOERINGS, lid en voorzitter van gemelde commissie, rappor teert, dat de commissie, bestaande uit de heren Marcelissen en hemzelf, (de heer Schijven kon tengevolge van zijn ontslagneming als lid van de raad niet meer aan het onderzoek deelnemen) op woensdag 25 april 1962 beide begrotingen aan een onderzoek heeft onderworpen en hierop geen op- of aanmerkingen heeft. Na de sekretaris dank te hebben gezegd voor de door hem tydens de bijeenkomst verstrekte inlichtingen, stelt spreker namens zijn medelid voor, zowel de begroting van het gemeentelijk woningbedrijf als de ge meentebegroting voor het dienstjaar 1962, vast te stellen, zoals deze door burgemeester en wethouders zijn opgemaakt. De voorzitter zegt de commissie dank voor het uitgebracht rapport en de verrichte werkzaamheden en vraagt of een der leden op- of aan merkingen op de begrotingen heeft, deze artikelsgewijze wenst te behan delen of toelichting verlangt. De heer VAN DONGEN brengt onder de aandacht, dat hij, na van de begro tingsbescheiden inzage te hebben genomen tot de konklusie is gekomen dat, niettegenstaande er bij het gemeentelyk woningbedrijf huurachter standen bestaan, ten aanzien hiervan in de bescheiden niels heeft aangetroffen. Ofschoon uit een der stukken blykt, dat er sinds 1946 niets is behoeven te worden afgeschreven voor onbetaalde huur, de ge volgtrekking gerechtvaardigd is, dat de huurachterstand op dit moment niet gering is, zodat het naar sprekers mening aanbeveling verdient in een volgende vergadering van de raad aan deze kwestie eens bijzondere aandacht te besteden door na te gaan, welke maatregelen noodzakelijk zijn om te bereiken, dat de huurachterstand binnen redelijke perken blijft en speciale aandacht te besteden aan de gevallen, waarvan vastgesteld kan worden, dat opzet in het spel is. In deze gevallen zullen strenge maatregelen noodzakelijk zijn. Hiertegenover staat, dat zich gevallen kun nen voordoen, dat de huur niet kan worden opgebracht. Voor deze gevallen ware een regeling te treffen, dat, hetzij met behulp van het Burgerlyk Armbestuur, hetzij op andere wijze, belanghebbenden in staat worden ge steld de door hen verschuldigde huur te betalen. De voorzitter antwoordt, dat het inderdaad zo is, dat uit de begro ting de huurachterstanden niet blijken. Dit is wel het geval met de driemaandelijkse rapporten die door het Centraal Verificatiebureau van de Vereniging van Nederlandse gemeenten worden uitgebracht en die tel kens bij de raadsstukken worden gevoegd Spreker vestigt er voorts de aandacht op, dat door het college van burgemeester en wethouders aan de huurachterstanden inderdaad aandacht wordt besteed en dat voortdurend aanschrijvingen uitgaan om de achter stallige huur aan te zuiveren en dat bij niet voldoening hieraan maat regelen ter invordering worden getroffen. Reeds hebben verschillende huurders om de achterstand in te lopen hun aanspraken op de kinderbij slag aan de gemeente gecedeerd en heeft reeds loonbeslag plaatsgevonden. Verder wordt in sommige gevallen resultaat geboekt door de betreffen de huurders eens mondeling op hun verplichtingen te wijzen. Spreker wijst er voorts op, dat het naar zyn oordeel geen eenvoudige opgaaf is om een regeling in het leven te roepen met betrekking tot het verstrekken van een huurtoeslag door het Burgerlijk Armbestuur in de daarvoor in aanmerking komende gevallen, daar zo gemakkelijk preceden ten zullen worden geschapen. Hierbij komt, dat de huren door het ryk zijn vastgesteld en dat het moeilijk is het regeringsbeleid op dit punt te doorkruisen.

Raadsnotulen

Oud en Nieuw Gastel: 1938-1980 | 1962 | | pagina 37