13. Spreker vestigt er de aandacht op,dat dit inmiddels heeftt plaats gehad en dat hij een onderhoud heeft gehad met de voorzitter van de plancommissie Noord-Brabant, die als eerste reactie te kennen heeft gegeven, dat het jammer is, dat, mede met het oog op een eventuele subsidieverlening, het verzoek niet enige jaren geleden is ingediend. Niettemin zal van de zijde van de plancommissie aan deze aangelegenheid aandacht worden geschonken en is de toezegging gedaan, dat binnenkort een nadere bespreking zal plaats vinden, met het resultaat waarvan te zijner tyd mededelingen zullen worden gedaan. De heer VAN DONGEN merkt op, dat hij nog eens graag de vraag aan de orde stelt "wat des raads is" en herinnert aan de in de vorige raads vergadering gevoerde besprekingen over de bouwstichting, die als re sultaat hebben opgeleverd, dat het in deze een aangelegenheid betreft die niet des raads is. Spreker vestigt er de aandacht op, dat ook al zouden de raadsleden over de samenstelling van deze stichting geen stemrecht hebben het toch naar zijn mening een aangelegenheid betreft die de raad belangt en die de raadsleden moet interesseren en herhaalt de in de vorige ver gadering door hem gestelde vraag of het in deze, n.l. voor wat betreft de samenstelling van de stichting, dit een kwestie van de raad is of dat het zo is, dat de raad te dezer zake geen enkele bemoeiing heeft. De voorzitter antwoordt, dat het antwoord op de door de heer van Dongen gestelde vraag neerkomt op een theoretische uiteenzetting van het geval. Nadat spreker heeft opge-merkt er de voorkeur aan te geven om over deze kwestie een mondeling onderhoud te hebben, merkt hij op, dat hij gaarne bereid is een korte uiteenzetting te geven en wijst er op, dat de raad volgens de gemeentewet een bestuurstaak heeft, dat de raad regelt de huishouding van de gemeente en dat in artikel 167 van de gemeentewet de bevoegdheden van de gemeenteraad zijn geregeld. Verder merkt spreker op, dat een raadslid optreedt als vertegen woordiger van de totale bevolking en niet namens een bepaalde maat schappelijke groepering. Hiervan uitgaande en rekening houdende met de in de wet neergelegde bevoegdheden, hebben de raadsleden als taak het algemeen belang van de gemeente te dienen. Hiernaast zijn er bepaalde zaken, die voor de gemeente op zich van belang zijn, die echter niet tot de competentie van de raad behoren. Wanneer een gemeente een aantal woningen via een stichting krijgt toegewezen, dan is dit inderdaad een gemeentebelang, dat die woningen in de gemeente worden gebouwd. Maar de kwestie of de woningstichting deze woningen bouwt is geen aangele genheid des raads. De heer VAN DONGEN merkt op, dat, nu de raad geen bemoeiing heeft gehad met de samenstelling van de stichting deze omstandigheid naar zijn mening niet wegneemt, dat de raad zich niet zou mogen uitspreken daar de tegenwoordige samenstelling niet de instemming heeft. Spreker verklaart persoonlijk de mening te zijn toegedaan, dat de commissie zo danig moet zyn samengesteld, dat deze geacht kan worden in het belang van de gehele gemeente te zijn. De voorzitter antwoordt, dat de raad inderdaad mag vaststellen, dat met de samenstelling van een bepaalde commissie niet akkoord wordt gegaan, maar hier houdt het dan ook mee op, nu de samenstelling van een dergelyke commissie buiten gemeentelijk verband ligt en dus niet tot de competentie van de raad behoort. De heer VAN DONGEN merkt op, dat het derhalve zelfs hierop neerkomt dat het nemen van initiatieven en het doen van interpellaties niet tot 's-raads competentie behoren. De voorzitter antwoordt, dat formeel gezien dit inderdaad het geval is. De heer VAN DONGEN vraagt of dit ook het geval is als er een gemeente belang bij betrokken is.

Raadsnotulen

Oud en Nieuw Gastel: 1938-1980 | 1962 | | pagina 30