13. Uit gesprekken met u, mijnheer de voorzitter en met uw echtgenote, is mij gebleken, dat u beiden er de voorkeur aan geeft "buiten" te wonen en dan in die zin, niet binnen de kom, maar ook niet tever daarbuiten. Uit mededelingen weer van u en van uw vrouw is gebleken, dat de voor keur gegeven wordt om de ambtswoning te bouwen op een aan de Roosen- daalsebaan gelegen perceel, dat in eigendom toebehoort aan de heer Rademakers. Blijkens een door u in de vergadering van burgemeester en wethouders gedane mededeling hebt u kontakt opgenomen met de heer Ra demakers, die echter niet bereid is de betreffende bouwgrond aan de gemeente te verkopen. Tevens hebt u toen medegedeeld, dat uw oog was gevallen op een eveneens aan de Roosendaalsebaan gelegen bouwperceel dat in eigendom toebehoort aan de landbouwer A, van Hooijdonk, die even eens niet bereid is vrijwillig afstand te doen van zijn in de nabijheid van zijn woning gelegen weiland. Bij raadpleging van het door de thans zitting hebbende raad vastgestelde uitbreidingsplan blijkt, dat zowel het perceel van de heer Rademakers als het perceel van de heer van Hooijdonk bestemd zijn voor woningbouw. Spreker verklaart van oordeel te zijn, dat getracht moet worden op een van deze bouwpercelen de bouw van een ambtswoning te realiseren. Het perceel van van Hooijdonk komt hiervan het minst in aanmerking, omdat de gemeente dan verplicht zou zijn alles te kopen, omdat een weide gren zende aan een boerenbedrijf, waarop ook nog een pluimveebedrijf geves tigd is de consequentie medebrengt om het gehele bedrijf te kopen. Bij het perceel van Rademakers ligt het geval geheel anders. Indien een van de zoons te zijner tijd het bedrijf zal overnemen blijft er voldoende bouwgrond over voor de bouw van een woning. Met het oog op de omstan digheid datzoals reeds eerder is opgemerkt, bedoeld perceel in het uitbreidingsplan is opgenomen, stel ik voor een commissie van drie le den te benoemen, die onder aanvoering van bovenstaande motieven met de heer Rademakers gaat onderhandelen om alsnog te trachten bij minne lijke schikking de eigendom over de benodigde bouwgrond te verkrijgen voor de bouw van een nieuwe ambtswoning. Indien de raad zich hiermede kan verenigen zag ik graag in deze commissie benoemd de heren Moerings, Marcelissen en van Dongen. Spreker eindigt met de opmerking, dat hij in aansluiting aan hetgeen door de heer van Dongen is opgemerkt niet wil wachten met het hemen van een besluit tot beschikbaarstelling van het krediet doch onafhan kelijk van de plaats waar de woning gebouwd wordt, thans tot beschikbaar stelling van het krediet te besluiten. De heer van Dongen verklaart zich met hetgeen door wethouder Vrolijk is opgemerkt te kunnen verenigen en brengt voorts onder de aandacht, dat hij begrijpen kan dat de voorzitter nu het in deze hemzelf betreft, niet graag tot eventuele onteigening overgaat, doch dat hiertoe als geen andere mogelijkheid aanwezig is, zeker besloten dient te worden. De heer Vissenberg verklaart zich met het aanwijzen van een commissie niet te kunnen verenigen, daar naar zijn oordeel het college van bur gemeester en wethouders capabel moet zijn om zelf de onderhandelingen te voeren. Na een korte gedachtenwisseling of het aanwijzen van een commissie al of niet aanbeveling verdient en uit welke besprekingen blijkt, dat eni ge leden dit minder gewenst achten, daar het in deze een taak van het college van burgemeester en wethouders betreft, wordt zonder hoofdelijke stemming het door wethouder Vrolijk gedane voorstel te dezer zake aan genomen. Hierna stelt de voorzitter aan de orde het voorstel van burgemeester en wethouders om over te gaan tot beschikbaarstelling van een krediet van 90.000,-- voor de bouw van een nieuwe ambtswoning voor de burge meester en vraagt of een der leden stemming over dit voorstel verlangt. De heer Akkermans geeft het verlangen hiertoe te kennen. Aangezien het voorstel van de heer Akkermans niet gesteund wordt wordt het voorstel van burgemeester en wethouders geacht zonder hoofdelijke stemming te zijn aanvaard. De voorzitter dankt de raad voor het genomen besluit

Raadsnotulen

Oud en Nieuw Gastel: 1938-1980 | 1962 | | pagina 13