16.
Wijziging 13. Wijziging van het algemeen ambtenarenreglement (prae-advies
algemeen nr. 62.088).
ambtenaren- De voorzitter merkt op, dat burgemeester en wethouders voorstel-
reglement len, met ingang van 1 december 1962, het algemeen ambtenarenreglement
dezer gemeente in die zin te wijzigen, dat in het tweede lid van arti
kel 70 de laatste zin vervalt, luidende: "Recht op vergoeding van
kosten wegens verhuizing bestaat in dit geval niet, tenzij de onthef
fing ter zake van woningnood is verleend" en dat artikel 84 gelezen
wordt als volgt: "aan de ambtenaren, die in het belang van de dienst
verplicht wordt te verhuizen, wordt een tegemoetkoming verleend
krachtens daarvoor bij afzonderlijke verordening gestelde bepalingen."
Overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders wordt
zonder hoofdelijke stemming besloten.
Vaststelling 14. Vaststelling van een nieuwe verplaatsingskostenverordening
van een nieuwe (prae-advies nr. 62.087).
verplaatsings- De voorzitter merkt op, dat burgemeester en wethouders voorstel-
kostenverorde- len om over te gaan:
ning le. tot intrekking, met ingang van 1 december 1962, van het verplaat-
singskostenbesluit 1954 en
2e. tot vaststelling van een nieuwe verplaatsingskostenverordening,
overeenkomstig het bij bovenaangehaald prae-advies behorende ontwerp
en deze verordening met ingang van genoemde datum in werking te laten
treden.
De heer van Dongen merkt op,dat hij graag een opmerking wil maken
over artikel 4 van de ontwerp-verordening, waarin gehandeld wordt over
zoveel c/o van de jaarwedde, die gelden als minimum voor de kosten die
vergoed worden, wat een groot verschil kan geven. Spreker wijst er op,
dat indien een arbeider met een gezin van 6 personen gesteld wordt
tegenover een ambtenaar le klas of nog hoger met eenzelfde gezin, dit
een verschil kan geven in uitkering tot een bedrag van 600,wat
spreker voor de huidige omstandigheden te veel vindt. Spreker brengt
vervolgens onder de aandacht, dat de toestand op het ogenblik zo is,
dat de arbeider ook wat betreft de installatie van zijn woning en al
wat er bij komt bijna gelijkwaardig is aan de inrichting van een huis
houding van hogere ambtenaren. Spreker wijst er voorts'op, dat het
hem niet gewenst lijkt, dat voor de vergoeding voor verhuizingen een
verschil blijft bestaan van circa 600,-- en stelt voor de jaarwedden
te vervangen door vaste bedragen voor iedereen.
De voorzitter antwoordt, dat hij de billijkheid van het verzoek
van de heer van Dongen wel kan inzien, doch dat hij ontraadt dien
overeenkomstig te besluiten, daar indien de voorgestelde wijziging
zou worden aangebracht, hierop zeker niet de goedkeuring van het
Ministerie van Binnenlandse Zaken zal worden verkregen.
De heer van Dongen merkt op, dat, nu een regeling te dezer zake
voor onze eigen gemeente moet worden vastgesteld, naar zijn mening
misstanden, die er blijkbaar bij het rijk op dit gebied nog zijn, uit
de weg behoren te worden geruimd, nu het in onze moderne tijd geheel
anders ligt dan op het tijdstip, dat de regeling ooit is tot stand
gekomen en dat in aanmerking is te nemen, dat de woongelegenheid voor
de arbeider, ook voor de minst betaalde wel even prettig is als voor
de beter gesitueerden en dat op grond hiervan ook de vergoedingskos-
ten voor een eventuele verplaatsing dienovereenkomstig evenredig
mogen zijn.
Spreker wijst er verder op, dat, indien het nog zó was, dat de
arbeiders niet meer hadden dan een stoel en een tafel het thans inge
nomen standpunt nog te verklaren zou zijn, maar nu dit geheel anders
ligt deze aangelegenheid toch wel recht getrokken moet worden, nu een
arbeider als hij gaat verhuizen momenteel gelukkig evenveel kosten
heeft als een ambtenaar.