9. Spreker vraagt zich af of het zó is, dat de bedragen die thans voorgesteld worden gezien mogen worden als begrotingsbedragen voor het jaar 1963, waartegenover t.z.t. werkelijke bedragen gesteld kun nen worden, die hoger of lager zijn, met andere woorden, dat, om bij de v.g.1o.-school te blijven, dat, indien thans een bedrag van 75 per leerling wordt toegekend, maar dat achteraf mocht blijken, dat een bedrag van 95»per leerling nodig is, dit laatste bedrag toch geaccepteerd mag worden, wanneer de rekeningen in orde worden bevon den. De voorzitter antwoordt, dat het niet precies zó ligt en wijst er op, dat de gemeenteraad ingevolge de lager-onderwijswet vóór een be paalde datum i.e. 1 maart van het komende jaar het bedrag per leer ling moet vaststellen en dat dit bedrag dan definitief voor het be treffende jaar geldt, zodat het niet mogelijk is in de loop van het jaar een verhoging toe te staan. Spreker vestigt er voorts de aan dacht op, dat indien in 1963 mocht blijken, dat, om de v.g.l.o.- school als voorbeeld te nemen, het vergoedingsbedrag voor redelijke behoeften niet toereikend is, voor het volgend jaar kan worden ver zocht het vergoedingsbedrag te verhogen. Spreker wijst er verder op, dat, indien bij de vijfjaarlijkse af rekening, die ingevolge de lager-onderwijswet moet plaatshebben de voorschriften zó zijn, dat, indien de toegestane bedragen niet toe reikend zijn geweest bijbetaling niet kan plaats hebben en dat niet bestede bedragen in de gemeentekas moeten worden teruggestort, zodat, indien tijdens deze vijfjaarlijkse periode mocht blijken, dat het ver goedingsbedrag te laag ligt en werkelijk niet in overeenstemming is met de richtlijnen, het van belang is in de loop van deze periode een verzoek om verhoging in te dienen. De heer van Dongen merkt op, dat hij het voor een juiste beoorde ling van deze aangelegenheid van belang acht te weten hoe het thans met deze vijfjaarlijkse afrekening staat. De voorzitter antwoordt, dat hij op deze vraag niet direkt het antwoord kan geven, waarna de heer van Zundert opmerkt,dat dit jaar deze periode ten einde loopt. De heer van Dongen merkt op, dat nu de zaak zó ligt de kwestie niet zo heel veel te betekenen heeft, daar de mogelijkheid aanwezig is om het volgend jaar, het jaar daarop en daarna nog drie jaar een korrektie toe te passen, waarop de schoolbesturen ongetwijfeld geat tendeerd zullen zijn en dat ook van gemeentewege hieraan aandacht kan worden besteed en nagegaan kan worden of inderdaad de door de heer van Zundert bepleite verhoging behoort te worden toegepast, waarbij spre ker opmerkt, dat hij overigens niet twijfelt aan het door de heer van Zundert verstrekte cijfermateriaal, daar deze op dit terrein als expert is te beschouwen. De voorzitter merkt op, dat het inderdaad bij de v.g.10-school niet zo gemakkelijk ligt met het oog op het gering aantal leerlingen, maar dat hij er van overtuigd is, dat door het vergoedingsbedrag te bepalen op 75»-- per leerling toch wel voor een groot gedeelte aan de verlangens tegemoet gekomen wordt en dat het volgend jaar in over leg met de inspektie, wat ook dit jaar is geschied, kan worden nage gaan, of het vergoedingsbedrag behoort te worden verhoogd. Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voor stel van burgemeester en wethouders besloten. De heer van Zundert vraagt aantekening, dat hij geacht wil worden tegen te hebben gestemd voor wat betreft de vaststelling van het ver goedingsbedrag voor het voortgezet gewoon lager onderwijs op een be drag van 75»-- per leerling. Wi.iziging ver- 6. Wijziging van de verordening op de heffing van keurloon in deze ordening op de gemeente (prae-advies nr. 62.083). heffing van De voorzitter merkt op, dat burgemeester en wethouders voorstel- keurloon len de bij bovenvermeld prae-advies behorende ontwerp-verordening inzake wijziging van de verordening op de heffing van keurloon in deze gemeente vast te stellen, waartoe de noodzaak aanwezig is, nu

Raadsnotulen

Oud en Nieuw Gastel: 1938-1980 | 1962 | | pagina 103