8.
diënten, terwijl de leerlingen bij het begin van het schooljaar boven
dien nog moeten zorgen voor scharen, schorten, naaigaren en stoffen,
die zij voor het vak handwerken nodig hebben. Spreker wijst er verder
op, dat de kosten van verwarming van deze school thans 20,-- per
leerling an per jaar bedragen en dat hem uit publicatie uit onder
wijsbladen is gebleken, dat landelijk het vergoedingsbedrag voor
v.g,1o.-scholen boven de 100,-- per leerling ligt. Spreker merkt
verder op, dat hij op grond van vorenvermelde overwegingen, in afwij
king van het voorstel van burgemeester en wethouders, voorstelt het
vergoedingsbedrag voor de v.g.1o.-school voor het jaar 1963 vast te
stellen op 95,-- per leerling en voor de u.1.o.-school op 80,--
per leerling en verbindt hieraan, na een korte toelichting, de kon-
klusie, dat de door hem voorgestelde verhogingen de gemeentebroting
niet zullen overbelasten.
De voorzitter antwoordt, dat, voor wat het vergoedingsbedrag van
f 75,-- per leerling voor het uitgebreid lager onderwijs betreft, dat
de heer van Zundert verhoogd wenst te zien tot 80,per leerling,
de stichting u.l.o. het bedrag van 75,-- alleszins redelijk acht
en dat de vergoeding voor de schippersschool met 10,-- per leerling
wordt verhoogd in hoofdzaak geschiedt op grond van de overweging, dat
de kosten van het voor deze school verplicht gestelde zwemonderricht
verhoogd zijn. Spreker merkt voorts op, dat het bestuur van de schip
persschool en dit geldt ook voor de andere schoolbesturen, er ernstig
naar streeft om met de toegekende vergoedingsbedragen rond te komen en
dat door genoemd bestuur de laatste jaren nimmer om verhoging van het
vergoedingsbedrag is gevraagd, doch dat thans om voornoemde reden hier
voor de noodzaak aanwezig was en dat het aangevoerde motief naar het
oordeel van burgemeester en wethouders de gevraagde verhoging van het
vergoedingsbedrag tot 85,-- per leerling rechtvaardigt.
Wat de vergoeding voor het v.g.l.o. betreft, merkt spreker op, dat
naar zijn mening niet zonder meer het landelijk gemiddelde vergoedings
bedrag per leerling als maatstaf kan worden genomen, daar dit bedrag
ten gevolge van bijzondere omstandigheden o.m. door de opening van
nieuwe scholen beinvloed kan worden. Spreker wijst er op, dat in de
afgelopen jaren aan de belangen van het voortgezet gewoon onderwijs
bijzondere aandacht is besteed en dat op grond van de destijds ge
voerde gesprekken en de richtlijnen, die van de onderwijsinspektie
zijn ontvangen, het vergoedingsbedrag geleidelijk is opgetrokken en
dat burgemeester en wethouders van oordeel zijn, dat een vergoedings
bedrag voor deze school van 75,-- per leerling, zijnde 5,-- meer
dan het vorig jaar, redelijk is te achten.
Wat de bijkomende kosten betreft voor de leerlingen van deze school,
merkt spreker op, dat de ouders deze konsekwentie nu eenmaal aanvaarden,
als zij voor hun kinderen dit soort onderwijs verlangen en wijst er op,
dat deze omstandigheid zich niet alleen bij de v.g,1o-school voordoet,
doch voor alle nijverheidsscholen geldt.
Op de vraag van de voorzitter of een der leden nog het woord ver
langt, stelt de heer van Dongen de vraag of, behalve voor de St. Vic-
torstichting nog door andere scholen verhoging van het vergoedingsbe
drag gevraagd is, waarop de voorzitter antwoordt, dat de inspektie van
het onderwijs gevraagd heeft om het vergoedingsbedrag voor het lager
onderwijs op te voeren tot 50,-- per leerling.
De heer van Dongen merkt op, dat hij meent te mogen vaststellen,
dat de scholen in Oud-Gastel altijd zuinig zijn beheerd en dat het
onderwijs hierdoor niet heeft geleden en brengt in herinnering de re
sultaten van het onderwijs van de meisjesschool toen de Eerwaarde
Zusters de leiding van deze school hadden en toen een ieder versteld
heeft gestaan van wat de kinderen toen geleerd en gepresteerd hebben
en hoopt, dat het op dit ogenblik nog zo is.