6.
In dat verband moge ik in mijn dankwoord ook betrekken het korps rijks
politie. En bij het uitspreken van dit woord, wil ik een ogenblik her
denken het plotseling verscheiden van Adjudant Vroklage aan wie ik
prettige herinneringen bewaar.
En wanneer ik dan verder mijn gedachten laat uitgaan naar de 46 jaren
die ik in dienst van deze gemeente ben, dan kan ik, dunkt me, getuigen
dat ik mijn best heb gedaan om de belangen van Oud-en Nieuw Gastel zo
goed mogelijk te dienen, met alle gebreken overigens die in mij zijn.
Ik zou tekort schieten indien ik op dit ogenblik niet een bijzonder woord
van dank zou richten tot alle ambtenaren, die mij in de loop va n de jaren
trouw terzijde hebben gestaan en die voor mij een grote steun zijn geweest.
Op het tegenwoordig personeel mag ik zeker wel een dringend beroep doen
en ik twijfel hieraan niet, dat zij de 2 jaren, die mij nog resten mij op
dezelfde wijze zullen terzijde staan als tot heden het geval is geweest.
Het is nu eenmaal zo, dat bij het toenemen der jaren, men steeds meer
op de hulp van anderen is aan gewezen dan in de tijd dat men in de fleur
van zijn leven is.
ïk geloof mijnheer de Voorzitter, dat ik gekomen ben aan het einde van
mijn dankwoord. Ik mag u dan nogmaals hartelijk dank zeggen voor de tot
mij gerichte waarderende en vriendelijke woorden. Ook de heer Ernest en
de heer Veraart hartelijk dank voor de vriendelijke woorden. Alvorens
te eindigen wil ik niet nalaten u, mijnheer de voorzitter en heren leden
van de gemeenteraad, mede namens mijn echtgenote en kinderen, hartelijk
dank te zeggen voor de hulde mij en mijn familie deze middag gebracht.
Ook hartelijk dank voor de mij verleende extra gratificatie.
Met de wens, dat het mij gegeven moge zijn met Gods hulp de laatste twee
jaren mijn werk tot tevredenheid mag blijven verrichten, moge ik mijn
dankwoordbbesluiten.
Hierna richt wethouder Vrolijk zich met de volgende woorden tot de jubi
laris.
"Ik vraag niet het woord als wethouder op het ogenblik, maar als oud
ambtenaar. Er is indertijd, een dag of vier, vijf geleden opgebeld uit
Venraay, door de heer Koopmans, een van de oud-ambtenaren der gemeente-
sekretarie, die een uitnodiging gekregen had om hier aanwezig te zijn
en tot zijn spijt verhinderd is, om de sekretaris een klein aandenken te
schenken in verband met zijn 40-jarig jubileum. Nu wil het toeval, dat
vele van die oud-ambtenaren straks op de receptie zullen komen en nu
hebben we het beter gevonden, dat cadeau dan strakjes tijdens de receptie
aan te bieden. Maar ik wilde toch even de sekretaris er vast van in
kennis stellen."
Tot slot spreekt wethouder Verholen de jubilaris als volgt toe:
"Geachte jubilaris,
Het heuglijk feit, dat u in het midden van uw gezin en verdere familie
de dag moogt herdenken waarop u voor 40 jaar uw ambt als sekretaris
dezer gemeente heeft aanvaard, mag als een bijzonder bevoorrechte worden
genoemd. In de loop van die 40 jaren is er heel wat veranderd in het
wereldgebeuren en zeker op het terrein van de gemeente. Het zou mij te
vervoeren om d at alles te gaan opsommen, dan zou wellicht de middag
te kort zijn. Iets wil ik e r echter over zeggen. Persoonlijk heb ik het
genoegen gehad, u heeft het reeds gehoord, u mede te benoemen als se
kretaris van onze gemeente en hiervan heb ik dan ook nooit spijt gehad.
Want het is in de loop der jaren duidelijk gebleken, dat hier de juiste
ma.n op de juiste plaats was. Er werd wel eens gezegd, dat u de zaak wel
eens een klein beetje te zuinig bekeek, vooral wanneer het gelden van
de gemeente betrof, maar ook dat kan zijn goede zijde hebben. Ik kan dan
ook met recht zeggen, dat de samenwerking tussen u en de raad altijd
voortreffelijk is gev^eest, zo ook wat betreft het college van B. en W.