9.
hetgeen u gesteld heeft in uw korte woorden, die u ook hier tot mij hebt
willen richten. U hebt dit reeds in Ovezande gedaan en het verheugt mij
wel zeer bijzonder, dat u de gelegenheid hebt kunnen vinden om vandaa
ook hier in Oud-en Nieuw Gastel te zijn. Voor degenen, die dit nog niet
mochten weten, kan ik meedelen, dat de heer Mes, lid van Ged. Staten
van Zeeland is en het zal u bekend zijn, dat ondanks het feit dat voor
leden van Gedeputeerde Staten niet is neergelegd in de wet, dat ze niet
mogen lijden aan zvjakheid van vermogens, dat die leden van Gedeputeerde
Staten het over het algemeen in deze tijd bijzonder druk hebben en dat
zij dus tengevolge daarvan nogal te kampen hebben met indeling van hun
tijd. Ik moet u ook nog zeggen, dat ik ten aanzien van het College van
Gedeputeerde Staten van Zeeland althans niet heb kunnen concluderen,
dat ze wat achterlijk of iets dergelijks gingen worden en dat geenszins
mijnheer Mes, wij verheugen ons nog altijd op de bijzondere activiteit van
uv7 college en samenwerking met het college van Noord-Brabant. Wat de
vereniging van burgemeesters en sekretarissen betreft, ik moet u zeggen
dat ik daarin altijd buitengewoon prettig heb vergaderd niet alleen,en
de heren zullen het mij en de dames zullen het ook met mij eens zijn, dat
wij naast onze vergaderingen ook wel buitengewoon prettige samenkomsten
hadden en ik moet hier ook zeggen, dat ik die toch wel zeer node zal
missen. Wat de Katholieke Raad voor Maatschappelijk werk betreft, dit in
stituut, dat dus nu ong;eveer een jaar in Zeeland draait, ik ben blij, dat
ik daar mijn krachten heb mogen geven, dat ik zo'n voorteffelijke samen
werking heb gehad met u als voorzitter en met de Directeur, de heer
Dusarduyn en ik hoop, dat het inderdaad gegeven moge zijn, dat de Katho
lieke Raad voor Maatschappelijk werk in het belang van het Zeeuwse nog
zeer veel goeds zal mogen doen. En daarom, mijnheer Mes, voor uw aanwe
zigheid en de vriendelijke woorden, die u tot mij hebt willen richten,
hartelijk dank en ook u mevrouw Mes, ha rtelijk dank voor uw aanwezigheid
hier op deze installatievergadering.
Pastoor van Oud-Gastel, Pastoor Janssens, u heeft eveneens gelukwensen
aan mij gericht, maar u heeft mij tevens overhandigd een parochiegids.
Ik zal u de toezegging doen, dat ik zo spoedig mogelijk hierin zal duiken
om te zien wat Oud-en Nieuw Gastel, ten aanzien van de parochie, te bie
den heeft en ik ben er van overtuigd, dat dit heel veel goeds zal zijn.
U heeft speciaal wel gewezen op de jeugd, van Oud-en Nieuw Gastel en ik
geloof dat wij, ook als gemeentebestuur, en ook als mens, buitengewoon
veel aandacht dienen te schenken aan de jeugd. De jeugd immers heeft de
toekomst en wij moeten die jeugd op sociaal, maatschappelijk en cultureel'
terrein helpen opvoeden en ik kan u wel de toezegging geven, dat ook de
jeugd en dat moge misschien blijken uit het feit, dat ik indertijd dis
trictscommissaris ben [geweest van de Katholieke Jeugdbeweging in het
Dekenaat Middelburg, dat ik dus inderdaad wel bemoeienis heb gehad met
de jeugd en dat ik ook zal proberen om ten bate van de jeugd vast dingen
te doen wat in hun belang is. Voorts zal ik u toezeggen, dat ook ik zal
proberen de goede samenwerking met de geestelijkheid te handhaven, dat is
in ieder geval altijd buitengewoon belangrijk.
Wat het feit betreft, Ds. Te Winkel, dat in de pastorie het politieappa
raat is gevestigd, ik ben toch wel tot de conclusie gekomen, dat dit niet
aan het feit ligt, dat de Nederlands Hervormde inwoners van Oud-en Nieuw
Gastel erg moeilijke mensen zijn en dat daarom gezegd is, die pastorie, die
zullen we maar eens inrichten als bureau van de Groepscommandant der
Rijkspolitie, om daar een bepaald cachet aan te geven, dominee, ik ben er
van overtuigd, dat uw mensen, zoals Pastoor Janssens dit ten aanzien van
de Katholieke bevolking heeft uitgedrukt, goede mensen zijn en dat er op
buitengewoon prettige wijze zal kunnen worden samengewerkt. En graag: wil
ik ten aanzien van de regen overnemen hetgeen in de psalm, die u g:enoemd
heeft is neergelegd.