4. Maar uit deze moeilijkheden is een saamhorigheid gegroeid, waarvan wij naar mijn mening het voortbestaan thans nog niet kunnen ontkennen. Mocht tevoren het devies gegolden hebben van "Ieder moet maar voor zich zelf zorgen", in de bezettingsjaren hebben we geleerd, dat we "samen sterk" waren. Ik dank u voor uw houding in die jaren, gij hebt u als goede Nederlan ders "den vaderland ge trouw" gedragen. De bevrijding hebben we intens gevierd, mede omdat we dachten, dat de hoorn des overvloeds over ons zou worden uitgestort. Onze verwachtingen bleken al ras te hoog gespannen. Vele voorschriften en beperkingen hielden ons enthousiasme in bedwang. Toen kwam voor de meeste uwer een tijd van hoogconjunctuur, maar deze schiep voor de overheid weer nieuwe problemen. We zijn dan ook nog lang niet waar we dachten te komen. Als we echter een vergelijking trekken tussen 1940 en 1961 dan mogen we toch niet geheel ontevred.en zijn. Ik meen mijn best gedaan te hebben om iets te bereiken. Thans is voor mij de tijd gekomen de leiding te laten rusten voor een jongere kracht. Vanzelfsprekend is het niemand gegeven de sympathie te verwerven van iedereen. Dat is ook mij niet gelukt. Iedereen heeft zijn fouten. De mijne waren vele. Hem of haar, die meent door mij verongelijkt te zijn, vraag: ik dan ook zich mijn moeilijkheden in te denken bij het toe passen van een rechtvaardige verdeling van rechten en bezit. Gij kinderen van- 1940, die mij toen op 1 mei uw welkomstliederen hebt toegezongen, gij vormt thans de voornaamste kern van ons dorp. Mede over u kwam na die eerste mei het oorlogsgeweld. Toen ter tijde zult gij daar van slechts in geringe mate de ernst hebben ingezien. Gij vondt dat wel interessant, dat soldatengedoeEn och, na een paar jaren, voor u zó voorbij, was er weer vreugde om de bevrijding. Gij werd in het arbeids proces opgenomen, gingt geld verdienen, vergeten was al het leed. De welvaart lacht u toe, gij vindt dit vanzelfsprekend. U vooral zou ik willen toeroepen, dat deze welvaart is verkregen ten koste van offers. Offers, die ook van u gevraagd worden bij de vervulling van taken in het kerkelijk en gemeentelijk leven, in d.e stands- en vakorganisaties in de verenigingen, in opbouworganisaties op sociaal- cultureel en cha ritatief terrein. Biedt daar uw hulp aan en werk mede aan de opbouw van d e gemeenschap, waarvan ook gij lidmaat zijt en die u nodig heeft om te kunnen bloeien. Neemt een voorbeeld aan hen die zich reeds vóór u hebben ingezet en die ik daarvoor vanaf deze plaats mijnhartelijke dank betuig. Ik zou tekort schieten wanneer ik hier ook niet een woord van dank zou richten tot mijn vrouw en kinderen voor de steun, die zij mij in deze jaren hebben .e geven. Ik vraag hun mij te verontschuldigen indien ik wel eens meer aan mijn gemeente gedacht heb, dan aan hen. Ik sluit hierbij in alle vrouwen en kinderen voor het afstaan van hun man en vader, wanneer hij voor het welzijn van de gemeenschap werk zaam moest zijn. Dames en heren, aan dit dankwoord wil ik nog één wens toevoegen en wel, dat het u allen, onder Gods rijkste zegen, heel goed moge gaan, tot welzijn van uzelf en onze dierbare gemeente Oud-en Nieuw Gastel en bat gij als ik van u ben heengegaan, alléén zult denken aan hetgoede dat ik getracht heb voor u te bereiken en dat gij mij mijn fouten zult willen vergeven. Ik dank u." Na de toespraak van de Voorzitter verkrijgen achtereenvolgens het woord Wethouder Vrolijk, wethouder Verholen, de raadsleden Akkermans en Koevoets en de gemeentesekretarisdie de volgende toespraken hou den

Raadsnotulen

Oud en Nieuw Gastel: 1938-1980 | 1961 | | pagina 27