11
De heer van Rijsbergen vraagt hoe het staat met de' destijds gedane
toezegging, dat nagegaan zou worden om in de buitenwijken hier en daar
een straatlantaarn bij te plaatsen.
De voorzitter antwoordt, dat hij het antwoord op deze vraag schuldig
moet blijven, daar hij omtrent deze aangelegenheid nog niets heeft ver
nomen en nog niet voldoende met de omstandigheden in de buitenwijken
op de hoogte is om ter zake een oordeel te vormen. Spreker zegt toe
deze aangelegenheid in een vergadering van burgemeester en wethouders
aan de orde te zullen stellen.
De heer Vissenberg vraagt of de burgemeester in overweging wil nemen
om b.v. eenmaal per week te Stampersgat zitting te houden.
De voorzitter antwoordt, dat hij hierover zijn gedachten reeds heeft
laten gaan, doch dat het tot heden nog niet mogelijk is geweest om na
te gaan of te Stampersgat een geschikte gelegenheid is om spreekuur te
houden. Indien zodanige gelegenheid aanwezig isv dan zal hij gaarne de
ingezetenen te Stampersgat in deze ter wille zijn.
De heer Vissenberg brengt onder de aandacht, dat hij in de vergadering
van 28 juni gevraagd heeft in overweging te nemen aan de Noordzeedijk
zodanige voorzieningen te treffen, dat de reizigers, die van de B.B.A.-
bussen gebruik maken veilig kunnen in- en uitstappen. Spreker zal gaarne
vernemen of aan deze aangelegenheid reeds aandacht is besteed.
De voorzitter antwoordt, dat hij zich van de toestand ter plaatse op de
hoogte heeft gesteld en dat in overleg met de technische dienst van de
gemeente zal worden nagegaan, waar een parkeerterreintje kan worden aan
gebracht
De heer Vissenberg vraagt of reeds uitgemaakt is wie te Stampersgat
moet zorgdragen voor het vegen van de straat ter plaatse waar trottoirs
zijn aangelegd.
De voorzitter antwoordt, dat hij hierover met de technisch-ambtenaar
dezer gemeente heeft gesproken en dat het resultaat van dit gesprek
is geweest, dat van gemeentewege hiervoor wel kan worden zorggedragen.
Op de vraag van de heer Marcelissen of bij onteigening of aankoop van
gronden door de gemeente nevenschade wordt toegekend, deze ten goede
komt aan de eigenaar of aan de gebruiker, antwoordt de voorzitter, dat
deze toekomt aan degene, die pachter van de grond is.
De heer L. Jansen merkt op, dat hij gehoopt had, dat de agenda een
punt zou bevatten met betrekking tot de onteigening van gronden voor
de bouw van woningen voor ouden van dagen, daar hij in een dagblad heeft
gelezen, dat pogingen worden aangewend om te komen tot de bouw van
deze soort woningen.
De voorzitter antwoordt, dat het bouwen van bejaardenwoningen van
allerlei faktoren afhankelijk is, in het bijzonder van het toewijzen van
het benodigde bouwvolumen.
De heer L. Jansen merkt op, dat voor een normale gemeentewoning
twee huisjes voor bejaarden gebouwd kunnen worden.
De voorzitter antwoordt, dat dit niet juist is gesteld, daar voor
twee normale woningen drie bejaardenwoningen, voor vier normale woningen
zes bejaardenwoningen kunnen worden gebouwd, derhalve niet"het iubbele
aantal zoals de heer Jansen meent. Spreker vestigt er vervolgens de
aandacht op, dat van de centrale commissie voor onteigening inmiddels
een rapport is ontvangen over de gronden, die o.m. aangewezen zijn voor
de bouw van bejaardenwoningen en dat zodra mogelijk met de eigenaar en
de pachter van deze gronden kontakt zal worden opgenomen. Reeds is
getracht met de eigenaar van de gronden een bespreking te hebben, doch
dit is niet gelukt, daar deze met vakantie afwezig is.
De heer L. Jansen wijst er nog op, dat verschillende personen met een
beperkt inkomen veel huishuur moeten betalen en dat het voor deze cate
gorie een uitkomst zal zijn, indien zij de beschikking krijgen over een
bejaardenwoning.