5.789,
VERGADERING VAN DE GEMEENTERAAD
op dinsdag 31 maart 1959
om 19.00 uur.
Voorzitter is de Edelachtbare Heer H.J.M.Hofland,burgemeester.
Tegenwoordig zijn alle leden t.w.:P,Verholen,L.P.Vrolijk,A,van Rijs-
bergen,J.M.Roosendaal,Q.P.Koevoets,A.Marcelissen,L.Jansen,C.Jansen,
P.W,Schijven,A,Ernest,W.Vissenberg,F.A.Akkermans en L.C.Moerings.
Sekretaris is H.J.van Mechelen.
Opening. De voorzitter opent de vergadering om 19.*5 uur met de christelijke
groet en brengt onder de aandacht,dat de heer J.H,J.Gerrits uit Mill,
Benoeming die in de vorige vergadering is benoemd tot bouwkundig-opzichter mede
bouwkundig gedeeld heeft deze benoeming niet aan te nemen.Na ontvangst van deze
opzichter, mededeling hebben burgemeester en wethouders zich in verbinding gesteld
met de heer C.E.Müller uit Amsterdam,die als nummer 2 op de door burge
meester en wethouders opgemaakte aanbeveling voorkomt en hem verzocht
mede te delen of hij een eventuele benoeming zal aanvaarden,waarop deze
bevestigend heeft geantwoord.
Naar aanleiding van deze mededeling stellen burgemeester en wethouders
voor belanghebbendemet ingang van een nader door hen te bepalen datum
te benoemen tot bouwkundig-opzichter dezer gemeente op een jaarwedde
van 6.102,24 (bruto) en diens pensioensgrondslag vast te stellen op
De heer Moerings vraagt waaruit de taak van belanghebbende bestaat.
De voorzitter antwoordt,dat belanghebbende dezelfde werkzaamheden
heeft te verrichten als destijds door de ambtenaar van het bouwtoezicht
West—Brabant werden verricht,welke werkzaamheden in hoofdzaak bestaan
in het beoordelen van bouwplannen,het houden van toezicht tijdens de
bouw ,het controleren van het gemeentelijk woningbezit en voorts alles
wat de volkshuisvesting betreft.
De heer Akkermans merkt op,dat hij de mening is toegedaan geweest,dat
als de eigen ambtenaar de bouwplannen heeft beoordeeld hiermede de zaak
af was,doch dat hem later gebleken is de plannen toch nog naar Breda
moeten gezonden worden.
De voorzitter antwoordt,dat dit inderdaad het geval is ten aanzien
van die bouwplannen,welke naar het oordeel van burgemeester en wethou
ders ,voor wat betreft de eisen van welstand,door het bouwtoezicht
West-Brabant te Breda, behoren te worden beoordeeld.
De heer Akkermans verklaart van mening te zijn,dat de te benoemen
ambtenaar geen volle dagtaak heeft.
De voorzitter antwoordt,dat dit naar zijn oordeel wel het geval is
en wijst er op,dat een ambtenaar voor het bouwtoezicht en wat daarmede
samenhangt volgens de wet in iedere gemeente aanwezig moet zijn.
De heer Ernest vraagt of het mogelijk is weder bij het bouwtoezicht
West-Brabant te Breda aan te sluiten,daar algemeen verwacht wordt dat
het in deze een benoeming betreft voor een korte tijd.
De voorzitter antwoordt.dat het wel erg vreemd zou zijn,naar het
bouwtoezicht terug te gaan,nu de raad onlangs besloten heeft een
"eigen" bouwtoezicht in te stellen.Spreker wijst er verder op,dat aan
het feit,dat een benoemde zijn benoeming niet aanneemt nu eenmaal niets
te doen is.