6.
Vervolgens merkt de heer AKKERMANS op, dat het naar zijn oordeel aan
beveling verdient, dat uitgezien wordt naar bouwgrond, die geschikt is
voor de bouw van betere woningen in de particuliere sektor en verzoekt
hiervoor de aandacht van burgemeester en wethouders.
Spreker wijst er verder op, dat de laatste tijd gebleken is, dat de
grotere gemeenten er naar streven zoveel mogelijk naar zich toe te trekken.
Zo is getr.,cht het kantoor van het Heemraadschap van de Mark en Dintel
naar Breda over te plaatsen, wat gelukkig geen doorgang vindt. Thans ziet
het er naar uit, dat de Waterleidingmaatschappij N.W. Brabant naar Breda
zal verhuizen. Het zal nodig zijn, dat het platteland alles in het werk
stelt om te voorkomen, dat de grotere gemeenten in haar pogingen in deze
slagen. Vervolgens merkt spreker op, dat in de berichten in de dagbladen
over het Deltaplan de naam van onze gemeente niet voorkomt en stelt de
vraag of het college van burgemeester en wethouders getracht heeft ook
voor onze gemeente iets te bereiken. In dit verband brengt spreker naar
voren de Mark-Vliet-verbinding en maakt hierbij de opmerking, dat, indien
dit kanaal door de polder komt, getrachtmoet worden te bereiken, dat Gas
tel een haven krijgt, waartoe vroeger reeds pogingen zijn aangewend, doch
destijds mislukt zijn tengevolge van de aanleg van de Oudenbossche haven.
De Voorzitter antwoordt, dat de kwestie van bouwgrond voor z.g. betere
woningen de volle aandacht van burgemeester en wethouders heeft. Wat de
eventuele overplaatsing van de Waterleidingmaatschappij naar Breda betreft
merkt spreker op, dat het in deze een Naamloze Vennootschap betreft en
dat zuiver gemeentelijk gezien geen invloed kan worden uitgeoefend op
door de maatschappij te nemen maatregelen.
Wat het Deltaplan aangaat merkt spreker op, dat ten aanzien hiervan
nog niets met zekerheid bekend is, terwijl de juiste toekomstige ligging
van de Mark-Vlietverbinding evenmin bekend is.
Wethouder VERHOLEN merkt op, dat wat de woningbouw betreft, de vooruit
zichten zeer slecht zijn, nu voor 1959 slechts bouwvolumen is toegewezen
voor 2 woningen. Spreker vertrouwt, dat het volgend jaar, om de achterstand
enigszins te kunnen inlopen in plaats van 2 minstens 30 woningen zullen
kunnen worden gebouwd. Naast het woningprobleem zijn er nog tal van andere
problemen, welke om een oplossing- vragen, met name de bouw van een gymnas
tieklokaal, nu circa 1.000 schoolkinderen al jaren van dit soort onderwijs
zijn verstoken, in het bijzonder in de wintermaanden, wanneer oefeningen
in de open lucht niet mogelijk zijn. Een ander probleem is het ontbreken
van de zo noodzakelijke lokaliteiten voor het bloeiende verenigingsleven
in onze gemeente. Geen enkele vereniging kan zich ten volle ontplooien
wegens het gemis van bruikbare lokaliteiten.
Reeds meerdere malen is gesproken over de bouw van een gemeenschapshuis.
Van zekere zijde wordt beweerd, dat er voldoende lokaliteiten in de parochie
Gastel aanwezig zijn en dit is zeker waar, maar dan dienen deze lokalitei
ten zo gemoderniseerd te worden, dat zij aan het doel, waarvoor zij bestemd
zijn, volledig beantwoorden. Drie instanties zullen hier een taak hebben,
n.l. het gemeentebestuur, het kerkbestuur en het opbouworgaan. Spreker be
treurt het, dat deze instanties volledig naast elkaar werken. Het opbouw
werk dient gedragen te worden door de gehele plaatselijke gemeenschap en
ook hier ontbreekt dé nodige onderlinge samenwerking. Spreker wil in deze
als voorbeeld stellen de gemeente Etten en Leur, waar de bevolking door
middel van een folder op de hoogte wordt gebracht van het gehele opbouw
werk en welke consequenties hieraan verbonden zijn.
Nog een ander probleem is het onderwijs. Reeds meerdere malen is de bouw
van een u.l.o.-school ter sprake gekomen, wat geen overbodige luxe zou zijn,
indien in aanmerking wordt genomen, dat iedere dag een groot aantal kinderen
zich naar Roosendaal en Ouaenbosch begeeft voor het volgen van dit soort
onderwijs
Spreker merkt verder op, dat velen de mening zijn toegedaan, dat onze
gemeente een agrarisch karakter heeft. Naar sprekers mening is dit niet zo,
daar 2/3 gedeelte van de wakende bevolking, dat voorheen zijn bestaan vondt
in de landbouw, thans in fabrieken werkzaam is. Onze gemeente wordt als
woongemeente aangemerkt.