Opening. Onderzoek geloofs brieven nieuw be noemd ver klaarde leden van de gemeen- teraad. VERGADERING VAN DE GEMEENTERAAD op maandag 30 juni 1958 om 19.30 uur. Voorzitter is de' Edelachtbare Heer P. Verholen, waarnemend burgemees ter, zulks ten gevolge van verhindering van de Edelachtbare heer H.J. M. Hofland, burgemeester. Tegenwoordig zijn de leden: L.P. Vrolijk, J. Vreugde, A. van Rijsbergen, W. Vissenberg, P.F. CorstjensA.J. van Dongen, Q.P. Koevoets, G.H. Theunisse, J.L. Roosendaal, F.A. Akker-ans en L.C. Moerings. Afwezig is het lid G.J.J. Hürxkens. Sekretaris is H.J. van Mechelen. De voorzitter opent de vergadering om 19,45 uur met de christelijke groet en stelt achtereenvolgens aan de orde: 1. Onderzoek van de geloofsbrieven van de nieuw benoemd verklaarde leden van de gemeenteraad. De voorzitter wijst op grond van het bepaalde in de tweede alinea van artikel 5 van het reglement van orde voor de vergaderingen van de gemeen teraad de heren Corstjens, Vissenberg en van Rijsbergen aan om de inge zonden geloofsbrieven aan een onderzoek te onderwerpen en hierover rap port uit te brengen door een door de commissie aan te wijzen rapporteur. Tijdens het onderzoek wordt de vergadering geschorst. Na heropening van de vergadering rapporteert de heer Vissenberg, dat de ingezonden geloofsbrieven zijn onderzocht en in orde bevonden, zodat hij namens de commissie adviseert tot toelating van de nieuw benoemd verklaarde leden van de gemeenteraad te besluiten. de heer VAN DONGEN, vooropstellende dat hij er niet aan twijfelt, dat de ingezonden geloofsbrieven in orde zullen zijn, verklaart er prijs op te stellen, indien dit kan worden toegelaten, zijn mening kenbaar te maken over de jongerengroep, die haar intrede in de raad zal doen. Spreker stelt vast, dat bepaalde nieuwe jongere leden er met hun haren zijn bijgesleept en dat deze er niets voor voelen om als vertegenwoordi gers van de bevolking op te treden. Deze omstandigheid acht spreker in strijd met de achtbaarheid van de gemeenteraad en stelt vast, dat het hierop zal neerkomen, dat deze leden de instructies van de partijraad zullen opvolgen. Spreker verklaart van oordeel te zijn dat deze omstandigheid niet alleen in strijd is met de achtbaarheid van de gemeenteraad, doch dat hier boven dien strijd met de wet aanwezig is, nu eenmaal zonder last van of rugge spraak door de raadsleden gehandeld moet worden. De Voorzitter wijst er op, dat de door de heer van Dongen gemaakte opmerkingen niets te maken hebben met het punt waarover het thans gaat n.l. het onderzoek van de geloofsbrieven. De heer THEUNISSE merkt op, dat het in verband met de door de heer van Dongen gemaakte opmerkingen mogelijk aanbeveling verdient een com missie te benoemen voor het instellen van een nader onderzoek. De voorzitter antwoordt, dat het gesprokene door de heer van Dongen buiten het in behandeling zijnde agendapunt staat, zodat het benoemen van een commissie geen zin heeft. Spreker vraagt vervolgens, of een der leden bezwaar heeft om overeenkomstig het advies van de commissie van onderzoek tot toelating van de nieuw benoemd verklaarde leden van de gemeenteraad te besluiten. De heer VAN DONGEN vei zoekt aantekening, dat hij geacht wil worden "tegen" te hebben gestemd op grond van het door hem gesprokene over de jongerengroep. Overeenkomstig het voorstel van de commissie van onderzoek wordt voorts zonder hoofdelijke stemming tot toelating van de nieuw benoemde leden van de gemeenteraad besloten.

Raadsnotulen

Oud en Nieuw Gastel: 1938-1980 | 1958 | | pagina 26