7.
Goedkeuring
begroting
burgerlijk
armbestuur
en toeken
ning ge
meentelijk
subsidie
voor het
dienstjaar
1957.
De heer KOEVOETS verklaart de mening van de heer Akkermans te delen,
daar, voor wat het patronaat betreft, de opbrengst van de fimvoorstel-
lingen wordt aangewend voor het ontplooien van andere activiteiten
voor de jeugd.
De Voorzitter antwoordt, dat deze omstandigheid niet ter zake dienende
is, daar het bedrag der vermakelijkhedenbelasting op de bezoekers kan
worden verhaald.
Nadat de heer VISSENBERG nog heeft opgemerkt, dat hij het recht van
20,— per jaar voor het aanwezig hebben van een televisie-toestel in
een-café zeer hoog vindt, wat door de Voorzitter bestreden wordt op
grond van het feit, dat in tal van gemeenten dit tarief hoger is, wordt
na enige gedachtenwisseling zonder hoofdelijke stemming tot vaststelling
van de door burgemeester en wethouders ontxvorpen nieuwe verordening
op de heffing van een vermakelijkhedenbelasting besloten.
13. Voorstel van burgemeester en wethouders om over te gaan tot goed
keuring van de begroting van het burgerlijk armbestuur voor het
dienstjaar 1957.
Overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders wordt zonder
hoofdelijke stemming besloten:
1e. deze begroting als volgt goed te keuren:
gewone dienst:
in ontvangst en in uitgaaf op een bedrag van71.681,38
kapitaaldienst:
in inkomst en in uitgaaf op een bedrag van2.124,- -
2e. aan het burgerlijk armbestuur voor het dienstjaar 1957 een gemeen
telijk subsidie toe te kennen van65.000,
Vaststelling 14. Voorstel van burgemeester en wethouders om over te gaan tot vast-
begroting stelling van de begroting van het gemeentelijk woningbedrijf en van
gemeentelijk de gemeentebegroting voor het dienstjaar 1957.
woningbedrijf De Voorzitter vraagt of de commissie in wier handen deze begrotingen
en gemeente- in de vorige vergadering zijn gesteld ter fine van onderzoek en rapport
begroting zich van haar taak heeft gekweten.
voor het De heer MOERINGS, lid en voorzitter van gemelde commissie rapporteert
dienstjaar dat de commissie, bestaande uit de heer Theunissen en hemzelf (de heer
1957. Corstjens was verhinderd) beide begrotingen op 4 februari 1957 nan een
onderzoek heeft onderworpen en deze in orde heeft bevonden, zodat hij
namens de commissie voorstelt, zowel de begroting van het gemeentelijk
woningbedrijf als de gemeentebegroting voor het dienstjaar 1957 vast te
stellen, zoals deze door burgemeester en wethouders zijn opgemaakt,
De Voorzitter vraagt of een der heren nog op- of aanmerkingen op de
begrotingen heeft of deze artikelsgewijze wenst te behandelen.
Wethouder VERHOLEN brengt onder de aandacht, dat hij geen opmerkingen
op de begroting heeft, doch naar aanleiding van de mededeling van de
voorzitter in het begin van deze vergadering, dat de woningbouw een
aangelegenheid van de eerste orde is meent te moeten vaststellen, dat
de provincie hierover blijkbaar anders denkt, getuige de afbraak van
een tweetal woningen aan het Moleneind, die door de provincie zijn aan
gekocht in verband met de voorgenomen aanleg van een verbindingsweg,
welke woningen nog een aantal jaren, zeker nog tot het tijdstip, dat ds
weg ter plaatse wordt aangelegd, gesteld dan nog dat deze weg er zal
komen, voor bewoning hadden kunnen worden gebezigd. In dit verband wijst
spreker op rijksweg 17, voor de aanleg waarvoor de benodigde gronden
reeds jaren geleden zijn aangekocht, terwijl thans blijkbaar nog niet vast
staat, dat het oorspronkelijk plan wordt uitgevoerd.
Vervolgens merkt spreker op, dat naar zijn mening het gemeentebestuur
voortaan geen sloopvergunningen meer moet verlenen, zolang niet vaststaat
dat plannen op korte termijn zullen worden uitgevoerd en verklaart van
oordeel te zijn, dat het nodig is bij de provincie te protesteren tegen de
gang van zaken met betrekking tot de afbraak van bedoelde woningen, die
voor de oplossing van noodgevallen nog goede diensten hadden kunnen be
wijzen.