ISubsidie-re
pel in;
jieugdvereni
Igingen.
7.
12. Voorstel van burgemeester en wethouders ora over te gaan tot vast
stelling van een subsidieregeling voor jeugdverenigingen.
Nadat de Voorzitter de voornaamste bepalingen van de ontwerp-regeling
heeft toegelicht, vestigt Wethouder VERHOLEN er de aandacht op, dat het
naar zijn oordeel aanbeveling verdient, dat de volledige regeling wordt
voorgelezen, daar de raadsleden hiermede niet op de hoogte zijn.
De Voorzitter antwoordt, dat de leden toch gelegenheid gehad hebben
van het ontwerp kennis te nemen, daar de raadsstukken voor hen ter visie
liggen.
Wethouder VROLIJK merkt op, dat het voorlezen van de volledige rege
ling naar zijn oordeel weinig zin heeft en verzoekt voortaan bij de agenda
een exemplaar van dergelijke regelingen te voegen, dan wel de voornaamste
bepalingen aan te geven.
De Voorzitter wijst er nogmaals op, dat de leden van de raad de gele
genheid hebben de stukken welke in behandeling komen ter secretarie
te komen inzien.
Du Heer LUIJTEN vraagt of, voor wat het jaar 1956 betreft, de vereni
gingen een voorschot kunnen krijgen.
De Voorzitter antwoordt, dat een voorschot van 75% kan worden verleend.
De Heer VAN RIJSBERGEN merkt op, dat in de gemeentebegroting voor het
dienstjaar 1955 voor het jeugdwerk een subsidie is geraamd van 1.000,
en vraagt of dit bedrag reeds is uitgekeerd.
De Voorzitter antwoordt, dat de uitbetaling nog niet heeft plaatsgehad
daar met het oog'op het scheppen van een precedent voor volgende jaren
het bij nadere overweging niet gewenst is voorgekomen, tot rechtstreekse
uitbetaling aan de Jeugdraad over te gaan.
De Heer ROOSENDAAL vraagt, of het niet mogelijk is, de regeling, zoals
deze wordt voorgesteld, voor wat de uitbetaling van de gelden over 1955
betreft, toe te passen.
De Voorzitter antwoordt, dat deze methode door burgemeester en wet
houders is overwogen, doch dat hieraan administratieve bezwaren verbon
den zijn.
De Heer VREUGDE verklaart van oordeel te zijn, dat het bedrag van
1.000,over 1955 uitgekeerd had kunnen worden.
De Voorzitter antwoordt, dat het bij nadere overweging burgemeester
en wethouders gewenst is voorgekomen met de uitbetaling te wachten,
totdat de regeling is vastgesteld.
De Heer AKKERMANS merkt op, dat hem is medegedeeld, dat reeds op 10
augustus 1955 door de Jeugdraad aan burgemeester en wethouders de gege
vens zijn verstrekt, benodigd voor de verdeling van het toegekende subsi
die.
De Voorzitter antwoordt, dat dit inderdaad het geval is, doch dat de
uitbetaling achterwege is gebleven op de reeds eerder aangegeven grondend-
De Heer AKKERMANS merkt verder op, dat hij het st Wethouder Vrolijk eens
is, dat van de regeling, die thans aan de orde is vooraf aan de raads
leden een exemplaar had behoren te worden toegezonden. Dit biedt voor de
leden grote voordelen, daar zij zich indien bepaalde punten niet duidelijk
zijn voor de raadsvergadering door anderen, die met de regeling op de
hoogte zijnkunnen laten voorlichten. Spreker wijst er vervolgens op,
dat het naar zijn oordeel aanbeveling verdient, dat met de Jeugdraad
voeling wordt gehouden.
Wethouder VERHOLEN merkt op, dat het thans in hoofdzaak gaat over de
uitbetaling van het bedrag van 1.000,over 1955. Spreker herinnert
aan een bespreking, die de Burgemeester en hijzelf gehad heeft met afge
vaardigden van de Jeugdraad bij welke gelegenheid enige toezegging is
gedaan, dat van het bedrag van 1.000,aan de jeugdverenigingen van
Oud-Gastel zou ten goede komen./ 800,— en aan die van Stampersgat
200, Spreker zou, voor wat het jaar 1955 betreft, willen voorstellen
tot uitkering van deze bedragen over te gaan op de wijze, zoals destijds
in de vergadering van burgemeester en wethouders is besproken.