10."
eking 8. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om met intrekking van het
esluit raadsbesluit van 20 september 1955 tot onderhandse aankoop van gronden
p voor woningbouw over te gaan tot voorlopige goedkeuring van het plan
m en tot onteigening van diverse percelen en perceelsgedeelten t.b.v. de
jrl_ge volkshui s ve s ti ng
uiring De Voorzitter merkt op, dat, aangezien de eigenaren van de percelen sec-
ntei- tie D. No. 3054 (A.C.Buijs), D.Nos.48, 52a en 2399 (Gez.van der Vorst) en
j. D. Nos.2807 en 2473 (AoC.van Hassel) niet bereid zijn de door de gemeente
van hen benodigde percelen, respectievelijk perceedsgedeelten onder de
in het raadsbesluit van 20 september 1955 tot aankoop van die percelen en
perceelsgedeelten gestelde zuer gunstige voorwaarden te verkopen, Burge
meester en Wethouders voorstellen bedoeld raadsbesluit in te trekken en
voorlopige goedkeuring te verlenen aan het plan tot onteigening van de
hierbedoelde gronden in het belang van de volkshuisvesting.
Spreker vestigt er voorts de aandacht op, dat van Hassel alleen dan be
leid is grond af te staan, indien hem vervangende grond kan worden aange
boden, wat niet mogelijk is, terwijl Buijs verklaard heeft eerst dan tot
ondertekening van een voorlopige verkoop -overeenkomst te zullen overgaan
•nadat op kosten van de gemeente een afscheidingsmuur zal zijn geplaatst.
Aangezien deze muur zeer kostbaar is kan aan deze wens geen gevolg worden
gegeven.
Wat de gezusters van der Vorst betreft, merkt de Voorzitter op, dat deze
niet genegen waren tijdens de vacantie van de burgemeester een voorlopige
overeenkomst te tekenen. Spreker wijst er op, dat de gezusters van der Vorst
geen afscheidingsmuur eisen, doch genoegen nemen met een eenvoudige beton-
schutting en dat zij alsnog bereid zijn de van haar benodigde gronden aan
de gemeente af te staan voor een prijs van 2,- per m2 plus belasting-
schade. Spreker brengt vervolgens onder de aandacht, dat de gemeente in
1957 de beschikking over de gronden moet hebben om de bouw van woning
wetwoningen normaal voortgang te doen vinden en spreekt als zijn mening uit
dat rekening is te houden met de omstandigheid dat het niet uitgesloten is
dat op dat tijdstip de grondprijs hoger zal liggen dan thans het geval is.
De Heer Hürxkens verklaart van mening te zijn, dat de kans groot is, dat
bij onteigening voor de grond muer zal moeten worden betaald dan thans
door belanghebbende gevraagd wordt.
De Voorzitter antwoordt, dat dit risico inderdaad aanwezig is.
De heer Vissenberg vraagt hoe het onteigeningsrapport luidt.
•De Voorzitter antwoordt, dat het door een commissie van deskundigen uit
gebracht rapport een bedrag aangeeft van 1,25 per m2, terwijl een nog
van andere deskundige zijde uitgebracht rapport een bedrag van 1 ,90 per
m*2 noemt.
De Heer Roosendaal merkt op, dat hij de indruk heeft gekregen dat met
de betreffende eigenaren een accoord was bereikt.
De Voorzitter antwoordt, dat dit inderdaad het geval was met Buijs en de
Gezusters van der Vorst, doch dat met van Hassel nimmer tot een accoord is
gekomen. Met Buijs ligt do zaak thans weer zo, zoals reeds opgemerkt is,
dat een stenen afscheidingsmuur geplaatst mout worden, voordat tot onder
tekening van een akte wordt overgegaan, wat een onredelijke eis is, ter
wijl de gezusters van der Vorst, tengevolge van de afwezigheid van de
Burgemeester, niet tijdig een voorlopige overeenkomst hebben getekend.
Wethouder Verholen merkt op, dat nu reeds twee jaren overdeze grondtrane
acties is gesproken en dat nog steeds geen resultaat is bereikt, wat
spreker aan onwil toeschrijft van de zijde van de eigenaren. Nu om welke
reden dan ook de voorlopige overeenkomsten niet tijdig zijn ondertekend
en langer wachten met het treffen van maatregelen nadelige gevolgen kan
hebben voor de woningbouw, acht spreker het aanhangig maken van een ont
eigeningsprocedure noodzakelijk.