6.
3tel wij-
ig veror-
g verma-
ikheden -
5ting.
stel toe
ing gra-
catie ge-
teperso-
voor ex-
verrichte
Lsten "bij
genheid
de wa-
nood.
9. Voorstel van Burgemeester en Wethouders om over te gaan tot wijziging
van de Verordening op de heffing van een vermakelijkhedenbelasting.
De Voorzitter merkt op, dat Burgemeester en V/ethouders voorstellen de
heffingspercentages voor de vermakelijkheden waarvoor entree wordt gehe
ven te halveren en dientengevolge deze percentages van /[Qffo en 20^ te
brengen op 20en 10fo9 Spreker vestigt er voorts de aandacht op, dat de
ze wijziging een inkomstenderving ten gevolge heeft van oirca 3*200,
De Heer Luijten vestigt er de aandacht op, dat hij het niet juist acht
dat, indien een vereniging een feestavond organiseert en geen entreegelden
geheven worden, toch vermakelijkhedenbelasting verschuldigd is.
De Voorzitter antwoordt, dat volgens de letter van de verordening in
het door de Heer Luijten bedoelde geval inderdaad belasting verschuldigd
is, daar het karakter van vermakelijkheid aanwezig is.
De Heer Vreugde verklaart het niet met de zienswijze van de Voorzitter
eens te zijn, daar, indien entreeheffing achterwege blijft geen grondslag
voor de berekening van de belasting aanwezig is.
De Voorzitter antwoordt, dat bij niet heffing van entreegelden toegangs
bewijzen verstrekt worden van 0,10, waardoor bereikt wordt, dat slechts
een luttel bedrag wegens vermakelijkhedenbelasting betaald behoeft te wor
den.
De Heer Koevoets verklaart er zich niet mede te kunnen verenigen, dat
de heffing van belasting voor openbare bals en danspartijen met de helft
verminderd wordt, daar deze soort van vermakelijkheid zeker niet bevor
derd moet worden.
De Voorzitter antwoordt, dat het practisch niet is uit te maken wanneer
sprake is van een openbaar en niet openbaar bal.
Ook de Heer Moerings verklaart het niet juist te achten, dat openbare
bals onder het voorgestelde verlaagde tarief vallen.
De Heer Vissenberg stelt voor het voorstel van Burgemeester en Wethou
ders in stemming te brengen, welk voorstel niet voldoende ondersteund
wordt.
De Heer Moerings merkt op, dat het naar zijn oordeel aanbeveling ver
dient alles te laten zo het thans isdoch de plaatselijke verenigingen
wat de danspartijen betreft onder het verlaagde tarief te laten vallen
van 20^.
De Voorzitter antwoordt, dat naar zijn oordeel zodanige uitzondering
practisch niet toe te passen is.
Vervolgens verklaren de Heren AkkermansMoerings en Koevoets van oor
deel te zijn, dat het aanbeveling verdient, dat deze aangelegenheid in de
volgende vergadering opnieuw aan de orde wordt gesteld. Hiertoe wordt
na enige gedachtenwisseling zonder hoofdelijke stemming besloten.
10. Voorstel van Burgemeester en V/ethouders om over te gaan tot toekenning
van een gratificatie aan het daarvoor in aanmerking komende gemeente-
personeel voor bij gelegenheid van de watersnood verrichte extra dien
sten.
De Voorzitter merkt op, dat Burgemeester en V/ethouders voorstellen aan
het gemeentepersoneel een gratificatie toe te kennen van 50,per per
soon voor de door hen bij gelegenheid van de watersnood extra gepresteer
de diensten. Spreker vestigt er de aandacht op, dat naar zijn oordeel
Gedeputeerde Staten het toekennen van een gratificatie niet zullen goed
keuren.
De Heer Akkermans merkt op, vernomen te hebben, dat sommige personen
voor door hen in de rampdagen verrichte werkzaamheden, wel een vergoeding
ontvangen hebben.
De Voorzitter antwoordt, dat dit het geval is met diegenen, die onder
leiding van de Ned. Heidemaatschappij werkzaamheden hebben verricht.
De Heer Vissenberg vestigt er de aandacht op, dat het hem bekend is,
dat verschillende particulieren in de eerste rampdagen arbeid hebben ver
richt zonder hiervoor enige vergoeding te hebben verlangd.
De Heer Theunisse verklaart, van oordeel te. zijn, dat er in de gegeven
omstandigheden geen termen aanwezig zijn een gratificatie te verlenen,
daar het naar zijn oordeel heel normaal is, dat de verrichte diensten be
schouwd moeten worden als te zijn geschied uit menslievend hulpbetoon.