6. De verwijzing naar de verordening op de heffing van staangelden van 1907> hoewel formeel juist, is weinig up to date, omdat deze veror dening sedert lang geen toepassing meer vindt. De verordening op de heffing van vermakelijkhedenbelasting is ton onrechte in dit geval niet toegepast. Ten slotte wijst de Voorzitter nog op een advertentie voorkomende in de Kermisgids van 20 Juni 1953» waaruit blijkt, dat ook in de gemeente Geertruidenberg geen vermakelijkhedenbelasting is geheven bij gelegen heid van een aldaar eveneens op het Marktplein georganiseerde kermis. De Heer Akkermans dankt de Voorzitter voor de gegeven antwoorden en merkt op, dat het geval Geertruidenberg hem niets zegt, daar uit de ad vertentie niet blijkt, of de gemeenteraad hieraan zijn goedkeuring heeft gegeven. Voorts merkt spreker op, dat naar zijn oordeel geen verschil bestaat tussen een jaarlijks terugkerende kermis en een Vlaam se kermis. Indien, aldus de Heer Akkermanseen sportvereniging eon kermis organiseert, dan behoeft hiertegen geen bezwaar to worden ge maakt, mits dit geschiedt op een particulier terrein en niet op het Marktplein, waarvan de bewoners grote last ondervinden. Spreker ver- klaart tenslotte er prijs op te stellen de antwoorden op schrift te mogen ontvangen. uondvraag. Vervolgens vraagt de Voorzitter of een dor leden nog iets in het belang van de gemeente te vragen of mede te delen heeft. De Heer Moerings verklaart van oordeel te zijn, dat, indien een aan sluiting aan de waterleiding tot stand moet worden gebracht over gron den die niet in eigendom toebehoren aan dengene te wiens behoeve de aansluiting wordt gemaakt, de hierop vallende kosten niet op belang hebbende kunnen worden verhaald, voor zover althans de leiding niet op eigen grond is gelegen. Dg Voorzitter antwoordt, dat de waterleidingmaatschappij hot door de Hoer Moerings gemaakte onderscheid niet maakt, doch dat het bij het maken van aansluitingen uitsluitend gaat over de afstand van buizen net tot woning. De Heer Uitdewilligen vraagt hoe het staat met het plan voor het Do psolein te Stampersgat. De Voorzitter antwoordt, dat aan de Dienst van Openbare werken van het Bouwtoezicht "'est-3rabant te Breda opdracht is verstrekt om een plan te ontwerpen, doch dat tor plaatse niets mag gebeuren zolang de grond niet eigendom van de gemeente is en het plan niet door het Mi nisterie van Wederopbouw en Volkshuisvesting is goedgekeurd. De Heren Uitdewilligen en Vissenberg merken op, dat te Stampersgat verschillende straatlampen niet regelmatig branden. De Voorzitter antwoordt, dat bij de PÏÏEM een onderzoek naar deze omstandigheid zal worden ingesteld. De Heer Vissenberg wijst er vervolgens op,dat de inde nabijheid van hot postkantoor te Stampersgat geplaatste straatlantaarn op een zo danige wijze is aangebracht, dat deze niet voldoende effect sorteert voor degenen, die bij avond het postkantoor moeten bezoeken. Spreker vraagt voorts waaraan het toe te schrijven is, dat op hot achtereind te 3tampersgat de lampen van de straatverlichting van geringere sterkte zijn dan elders het geval is. De Voorzitter antwoordt, dat het hem niet bekend is om welke reden ee straatlamp op enige afstand van hot postkantoor te Stampersgat ge plaatst is. Dit houdt naar sprekers mening vermoedelijk verband met de onderlinge afstand van de lampen. Wat de mindere sterkte van de lampen op het achtereind betreft merkt spreker op, dat dit het gevolg is van het feit, dat het verkeer ter plaatse minder intensief is den in het centrum van het dorp. De Heer Vreugde merkt op, dat de bewoners van de Fabrieksstraat van straatverlichting zijn verstoken. De Voorzitter antwoordt, dat tegenover de Fabrieksstraat een straat lamp aanwezig is.

Raadsnotulen

Oud en Nieuw Gastel: 1938-1980 | 1953 | | pagina 33