Deze artikelen zijn inderdaad juist aangehaald doch niet van toepas
sing op het onderwerpelijke geval, aangezien zij in de gemeentewet
zijn opgenomen ter uitvoering van het 1e lid van artikel I48 der
Grondwet, luidende:
"De besluiten der gemeentebesturen, rakende zoda-
nige beschikking over gemeente-eigendom of zodanige andere burger-
lijke rechtshandelingen als de wet aanwijst, alsmede de begroting
van inkomsten en uitgaven worden aan de goedkeuring van Gedeputeer-
de Staten onderworpen."
Aangezien het Marktplein een gemeente-eigendom is dat voor de pu
blieke dienst is bestemd, is het in gebruik geven daarvan niet een
burgerlijke rechtshandeling en zijn de artikelen 172 en 228 der gemeen
tewet daarop niet van toepassing. Dit standpunt is door de Kroon,
blijkens de Koninklijke Besluiten van 8 April 1915 en van 2 Juli
1928, in beroep steeds ingenomen.
2, Ook artikel 178 der Gemeentewet, luidende:"De Raad besluit tot het in
stellen, afschaffen of veranderen van jaarmarkten of gewone marktdagen
is door de Heer Akkermans juist aangehaald, doch kan alleen van toe
passing zijn op gemeentelijke kermissen en doelt zeer zeker niet op
z.g. Vlaamse Kermissen, zoals die zo vaak door verenigingen worden ge
organiseerd. Al kan niet ontkend worden dat doordat deze Vlaamse Ker
mis op het Marktplein is gehouden, deze, voor buitenstaanders, min
of meer het karakter van een gemeentelijke kermis kon krijgen, neemt
dit niet weg, dat het in feite een Vlaamse Kermis bleef, waarover de
gemeente geen zeggenschap had. Had de S.C. Gastel niet de beschikking
over het Marktplein gehad, dan zou deze kermis, zij het op een ander
terrein, toch doorgang gevonden hebben.
3» De door de Heer Akkermans aangehaalde verordening op de heffing van
staangelden voor het gebruik van gemeentegrond is een in 1907 vast
gestelde verordening, welke inmiddels geheel is verouderd. Juridisch
bestaat zij inderdaad nog, doch wordt in de practijk nimmer meer toe
gepast omdat het voor de gemeente veel voordeliger systeem van ver
pachting bij gelegenheid van de jaarlijkse kermissen wordt gevolgd,
net zal daarom aanbeveling verdienen deze verordening t.z.t. in te
trekken.
4. De vermakelijkheden welke de gehouden kermis van de S.C.Gastel heb
ben bezocht vallen inderdaad niet onder de vrijstellingsbepalingen
van de verordening op de heffing van een vermakelijkhedenbelasting.
Door deze vrijstelling toch te verlenen hebben burgemeester en wet
houders hun bevoegdheden overschreden en feitelijk zou nog navordering
van de belasting kunnen plaats vinden. De S.C. Gastel zou dan als
onderneemster der vermakelijkheid (de kermis) voor deze belasting
moeten opkomen. Dit zou dan ook moeten geschieden bij de Gastelse
Harmonie, die vorig jaar een soortgelijke Vlaamse kermis hield.
5. Op de vraag van de Heer Akkermansop welk besluit of titel een tus
sentijdse kermis kan worden gehouden, kan, ten aanzien van de onder
werpelijke kermis slechts geantwoord worden dat dit, naar de mening
van Burgemeester en Wethouders geen tussentijdse kermis was, doch,
zoals hiervoor reeeds betoogd, een Vlaamse Kermis, die toevalliger
wijze op het Marktplein is gehouden, doch evengoed op het een of an
der particuliere terrein gehouden kon worden. Van een tussentijdse
kermis kan slechts gesproken worden indien de raad zou besluiten tot
het houden van nog een kermis op een ander tijdstip dan waarop de
plaatselijke (gemeentelijke) kermissen plaats vinden.
6. Resumerende kan ik dus de Heer Akkermans, op de door hem op 19 Mei
1953 ingediende vraag, antwoorden, dat weliswaar de raad had moeten
besluiten tot het in gebruik geven van het Marktplein, zij het niet op
grond van artikel 172 der gemeentev/etdoch op grond van artikel 167
dier wet, doch dat dit besluit niet aan de goedkeuring ven Gedepu
teerde Staten onderworpen was.
Artikel 178 der gemeentewet is op dit geval niet van toepassing zodat
voor het houden van deza kermis geen raadsbesluit, dat aan de goedkeu
ring van Gedeputeerde Staten onderworpen is, nodig was.