-4-
dat het voorkomt, dat de berekening van het verschuldigde op verschil
lende wijze plaats vindt.
De Voorzitter antwoordt, dat de aansluitingskosten inderdaad hoog zijn,
doch dat de berekening hiervan plaats vindt overeenkomstig vaste nor -
men.
Na enige gedachtenwisseling wordt voorts overeenkomstig het voorstel
van Burgemeester en Wethouders besloten.
Voorstel van Burgemeester en Wethouders om over te gaan tot uitbrei -
ding van het electrisch net voor de aansluiting van de in de onrenda
bele gebieden gelegen panden en in verband hiermede tot invoering van
een baatbelasting over te gaan.
De Voorzitter merkt op, dat Burgemeester en Wethouders voorstellen
voor de aansluiting van de in de onrendabele gebieden gelegen panden,
waarvan de ten laste van de gemeente blijvende kosten 55*000,-- be
dragen, te beschikken over het liquidatie-overschot van het voormalig
gemeentelijk electriciteitsbedrijf ten bedrage van 59*270,45- Spre
ker vestigt er de aandacht op, dat Burgemeester en Wethouders op grond
van nader ontvangen inlichtingen in tegenstelling met hun oorspronke -
lijk ingenomen standpunt in overweging geven ook het overblijvende be
drag van 15*729j55 voor rekening van de gemeente te nemen en derhal
ve niet tot invoering van een baatbelasting over te gaan. Vervolgens
brengt de Voorzitter onder de aandacht, dat het de bedoeling van Bur
gemeester en Wethouders is om het bedrag van 55*000,ineens aan
de P.N.E.M. te voldoen, wat belangrijke financiële voordelen biedt.
Spreker verklaart van oordeel te zijn, dat Gedeputeerde Staten vermoe
delijk geen bezwaren zullen maken tegen de niet-invoering van een
baatbelasting op basis van het genoemde bedrag van 15*729*55* indien
onder de aandacht van dit College gebracht wordt, dat zich met betrek
king tot de electrificatie van de onrendabele gebieden omstandigheden
voordoen, die elders geheel anders liggen. Het gaat n.l. hierom, dat,
indien het vorig jaar voldoende materialen aanwezig geweest waren de
gehele gemeente van electrisch licht zou zijn voorzien. In dat geval
zouden de voorwaarden voor overneming van het gemeentelijk bedrijf
door de P.N.EiM. weliswaar voor de gemeente ongunsiger zijn geweest,
doch de conclusie is gerechtvaardigd, dat in dat geval een voor be -
langhebbenden gunstiger oplossing zou zijn verkregen. Ofschoon het
niet mogelijk is een schatting te maken omtrent de grootte van de ka-
pitaalslast in het veronderstelde geval, kan worden aangenomen dat een
meer billijke verdeling van de lasten zou zijn verkregen, op grond van
het feit, dat een belangrijk groter aantal aansluitingen in de heffing
betrokken had kunnen werden.
De Heer ïïitdewilligen vraagt of het niet mogelijk is de baatbelasting
te heffen voor alle percelen die aangesloten zijn en nog aangesloten
worden.
De Voorzitter antwoordt, dat de baatbelasting slechts geheven mag wor
den voor de panden die bij de uitbreiding gebaat zijn.
De Heer ïïitdewilligen vestigt er de aandacht op dat de Heren van de
P0N.E0M. die destijds in een raadsvergadering inlichtingen hebben^ver-
strekt in verband met de overdracht van het gemeentelijk electrici -
teitsbedrijf beweerd hebben, dat voldoende materialen aanwezig waren
om practisch alle percelen aan te sluiten, terwijl thans beweerd wordt,
dat dit niet het geval was.
De Voorzitter antwoordt, dat hij zich deze mededeling niet herinnert.
Van practische betekenis is deze kwestie overigens niet, daar voorge
steld wordt om niet tot heffing van een baatbelasting over te gaan.
De Heer Moerings merkt op, dat hij het zeer onbillijk zou vinden, dat
tot heffing van een baatbelasting zou worden overgegaan en verklaart
van oordeel te zijn, dat Gedeputeerde Staten er in zullen berusten
dat de heffing van een baatbelasting achterwege blijft, indien een