337 Maar is de gebondenheid van de bestuurder ver venen, die van de gemeente, die hij bestuurt, is oter geworden. Immers de gemeentelijke bevoegd- id is op menig terrein ingeperkt. Heel wat aange- jenheden, die de gemeentebesturen aanvankelijk lfstandig mochten regelen, 'heeft in de loop der :en een hoger gezag tot zich getrokken. Tegelijker- d is, waar het de beschikking over de voor het be- rur onmisbare geldmiddelen betreft, de afhankelijk- id van het centrale gezag toegenomen. Dat dit in le gevallen onvermijdelijk is geweest, geven de ge- •entelijke bestuurders grif toe. Er zijn echter ook vallen waarin over de vraag der onvermijdelijkheid erminst gelijkheid van inzicht bestaat. In die geval- zijn tussen Rijksregering en gemeentebesturen nu dan harde woorden gevallen en vallen ze heden 11 dage nog wel. Dat ondanks die harde woorden het saamhorig- idsggkel bewaard is gebleven, heeft de herdenking n h^reeuwfeest der Gemeentewet duidelijker dan ■it bewezen. Die herdenking heeft van het eerste enblik af gestaan in het teken van samenwerking, aardoor is zij ook een beeld geworden van de rich- ig waarin zich in ons land de 'bestuursverhoudingen wegen. Al bevat de oorspronkelijke Gemeentewet wel een kele bepaling omtrent samenwerking, zij is toch nog heel doortrokken van wat men de gescheidenheid r huishoudingen pleegt te noemen. Gemeentelijke, ovinciale en Rijkshuishouding ziet men daarbij als zonderlijke kringen. Een zaak is óf van gemeen- ijk óf van provinciaal óf van Rijksbelang. Meer meer gaan wij echter inzien, dat die scheiding on- st is. Dat het veeleer gaat om de behartiging van t openbaar belang in het algemeen en dat het her- aldelijk voorkomt, dat dit openbaar belang het best irdj^^diend door onderlinge samenwerking. Samen- :rking soms alleen van gemeenten, soms van ge- ;enten en provinciën, soms ook met het Rijk. Op t beginsel der samenwerking is ook de Vereniging n Nederlandse Gemeenten gebouwd. Wie zou zich 1851 zo'n vereniging hebben kunnen voorstellen? ïans is zij bijna 40 jaren oud en zij omvat, krach- is volkomen vrijwillige toetreding, sedert het vorig ir alle gemeenten zonder uitzondering. Zij is, mag gerust zeggen, met een woord, dat men in 1851 ook :t zou hebben verstaan, een instituut van georgani- :rd overleg tussen Regering en gemeenten. Uit dergelijk georganiseerd overleg is ook de her- nking van dit eeuwfeest voortgekomen. Het ver- ek aan de Regering daarbij van haar belangstelling willen doen blijken vond aanstonds een gunstig thaal. Het begin der gemeenschappelijke herdenking geweest de massale bijeenkomst der afgevaardigden n nagenoeg alle gemeenten, vandaag voor vier weken, in Utrecht. De Minister-President en de Mi nister van Binnenlandse Zaken hebben er hun woord gesproken. Prof. Scholten, de derde redenaar in de morgenbijeenkomst, heeft ons duidelijker dan ooit doen gevoelen, hoe onze Gemeentewet is van Neder landse stam. Maar ik doe aan de verdiensten van geen dezer redenaars tekort, wanneer ik uitspreek, dat het hoogtepunt van deze dag is geweest ons samenzijn in de namiddag met de komst van Hare Majesteit de Koningin. Hoe treffend was het door 'haar gesproken woord en hoe ontroerend de reactie van twaalfhon derd gemeentelijke bestuurders, zich uitend in een spontaan gezongen Wilhelmus. Het was het beste ge tuigenis van het onverzwakt voortbestaan van de band tussen Oranje en de gemeenten, waaruit ons volk in de dagen van zijn bange worstelstrijd om zijn onafhankelijk bestaan zo grote kracht heeft geput. Twaalfhonderd gemeentelijke bestuurders, het waren er vele, maar niet alle. Het getal der leden van onze gemeenteraden is ettelijke malen groter. Hen allen daar in Utrecht bijeen te brengen was een on mogelijkheid. Toch had onze Vereniging hen gaarne een ogenblik in de geest bijeen. Vandaar'het denkbeeld van al deze gelijktijdige raadsvergaderingen, geschei den in plaats, doch door de aethergolven verenigd. En groot is onze erkentelijkheid jegens de Minister van Binnenlandse Zaken, die zo krachtens zijn positie in het heden als krachtens de geschiedenis, meer dan welke andere 'bewindsman ook de Minister der ge meenten is, dat hij zijn woord tot al deze raden heeft willen spreken. De Nederlandse gemeenten, wij mogen het met trots getuigen, hebben alle haar bijdrage geleverd tot de ontwikkeling van het moderne Nederland. Haar taak in onze dagen is moeilijk, gelijk die van de Landsregering moeilijk is. Maar hoe moeilijker de taak, hoe groter de aantrekkelijkheid om er zijn krachten aan te geven. Hier van mijn voorzittersplaats in de raad van Rotterdam, treft mij altijd weer de spreuk, die in gulden letters op de voorzijde der pu blieke tribune staat vermeld. „Audendo atque agendo Res Romana crevit". Ik meen haar wat vrij te mogen vertalen met de woorden: „Door stoutmoedig onder nemen en krachtig handelen is de Romeinse Staat groot geworden". Die spreuk moge een aansporing zijn voor ons allen. Evengoed voor de gemeentelijke bestuurder als voor hem, die een meer algemene ver antwoordelijkheid torst. Wie haar voor ogen houdt, zal met de Minister, die zoeven tot ons sprak, ge dragen worden door vertrouwen in de toekomst van ons volk. Het jaar 1951 sluit een tijdperk van rijke gemeen telijke werkzaamheid af. Moge Gods rijkste zegen rusten op gemeentelijk en landsbestuur, in hun onder linge samenwerking, ook in de nieuwe eeuw die komen gaat.

Raadsnotulen

Oud en Nieuw Gastel: 1938-1980 | 1951 | | pagina 41