2. SOCIAAL MEDISCHE KOSTEN
Hierin zijn geen wijzigingen te melden met dien verstande dat veel van de kosten -die oorspron
kelijk onder deze kostensoort vielen zoals vervoerskosten- nu onder de werking van de Wet
Voorzieningen Gehandicapten (W.V.G.) vallen.
3. ANDERE BIJZONDERE KOSTEN
Hieronder wordt een deel van de wijzigingen in het kader van de Abw ondergebracht:
1. Aanvullende bijstand aan jongeren van 18-21 jaar
Een jongere in de leeftijd van 18-21 jaar heeft recht op bijzondere bijstand voor zover zijn
noodzakelijke kosten van het bestaan uitgaan boven de toepasselijke bijstandsnorm en hij
voor deze kosten geen beroep kan doen op zijn ouders (art. 10 Abw), omdat:
- de middelen van de ouders daartoe niet toereikend zijn of
- hij niet in staat is het onderhoudsrecht te effectueren.
Beoordeling
De gemeente zal zich hierbij een oordeel moeten vormen over de hoogte van de noodzake
lijke bestaanskosten. De vraag die daarbij nadrukkelijk gesteld dient te worden is, of het
noodzakelijk is dat de betreffende jongere zelfstandig woont.
Deze aanvullende bijstand kan pas worden verstrekt voorzover betrokkene voor die
noodzakelijke bestaanskosten geen beroep op zijn ouders kan doen.
Dat kan dus zijn omdat de ouders niet over voldoende middelen beschikken of omdat de
ouders weliswaar over voldoende middelen beschikken, maar het van betrokkene niet
verlangd kan worden het beroep op zijn ouders te effectueren. In dit geval gaat het
meestal om een ernstig verstoorde relatie.
Om geen afbreuk te doen aan de ouderlijke onderhoudsplicht wordt in zo'n geval de
bijstand verhaald op de ouders.
Hoogte van de aanvullende bijstand
Aangezien het in de bijzondere bijstand in principe niet mogelijk is categoriaal bijstand te
verlenen, zal elke aanvraag individueel dienen te worden beoordeeld en zal de hoogte van
de aanvullende bijstand afhangen van de individuele omstandigheden.
Misschien is het echter toch wenselijk enige marges aan te geven en bijvoorbeeld -analoog
aan de gemeentelijke toeslagverlening voor personen van 21 jaar en ouder- de hoogte van
de aanvullende bijstand laten variëren van 0 tot 20% van het netto minimumloon.
2. Overbruggingsuitkering: garantietoeslag voor alleenstaanden met een inwonend,
niet meer ten laste komend kind.
De garantietoeslag voor alleenstaanden met een inwonend, niet meer ten laste komend
kind is m.i.v. 01-01-96 een vorm van bijzondere bijstand.
Aan de ouder -op wie de norm rijksnorm gemeentelijke toeslag) alleenstaande
voortaan van toepassing is in plaats van de norm alleenstaande ouder- wordt een garan
tietoeslag toegekend ter opvang van het financiële verschil. Het kind -op wie de norm
alleenstaande ouder mede betrekking had- moet uiteraard wel tot het gezin van de ouder
blijven behoren.
Zoals gesteld dienen de individuele omstandigheden van belanghebbende te worden
meegewogen.
De berekening van de hoogte van de garantietoeslag -zoals die tot 01-01-96 werd
toegekend- was echter dermate ingewikkeld dat de vergoedingen in geen verhouding ston
den tot de uitvoeringskosten. De toeslag was afhankelijk van het inkomen van het kind en
dus variabel. Dat betekende dat de toeslag elke maand opnieuw moest worden vastge
steld.
Ter vereenvoudiging wordt nu een vaste toeslag voor een vaste periode toegekend.
Hoogte garantietoeslag
Wijzigingen bijzondere bijstand ingevolge Abw
6