FRAUDE Algemeen Het begrip fraude is in tweeën te splitsen: 1. oneigenlijk gebruik: Het door het aangaan van rechtshandelingen, al dan niet gecombineerd met feitelijke handelingen, verkrijgen van overheidsuitkeringen of het niet dan wel tot een te laag bedrag betalen van heffingen aan de overheid, in overeenstemming met de bewoordingen van de regelgeving maar in strijd met de doelstellingen en strekkingen daarvan. 2. misbruik: Het al dan niet opzettelijk, niet, niet tijdig, onjuist of onvolledig verstrekken van gegevens ten einde ten onrechte overheidsuitkeringen te verkrijgen dan wel ten onrechte niet, of tot een te laag bedrag betalen van heffingen aan de overheid. Als afbakening geldt, dat de fraude betrekking moet hebben op die wetten en regelgeving waarvan de uitvoering aan de gemeenten is opgedragen. Naast de opsplitsing van het begrip "fraude" kan fraude ook nog opgedeeld worden in verschil lende soorten. Met het oog op de uitvoering van de Algemene Bijstandswet, I.O.A.W. en I.O.A.Z. kan gesteld worden, dat het dan voornamelijk gaat om de volgende typen van fraude: 1. Verzwijgen van inkomen of vermogen: Inkomen wordt in principe gekort op de bijstandsuitkering. Het kan hier dus gaan om het verzwijgen van vermogen, inkomsten uit arbeid, studiefinanciering, andere uitkeringen of het verzwijgen van de inkomsten van de partner. Een belangrijk onderscheid moet gemaakt worden tussen inkomsten uit legale arbeid en de inkomsten uit illegale arbeid (zogenaamde "zwarte" fraude). 2. Het niet opgeven van de juiste leefvorm: De hoogte van de uitkering is mede afhankelijk van de leefvorm. Fraude kan plaatsvinden door het verzwijgen van een partner, woningdeling of het hebben van een onderhuurder of kostganger. 3. Het niet, niet juist of onvolledig verstrekken van informatie: Het opgeven van een onjuist adres, het ontbreken van identiteitspapieren, het verzwijgen van detentie of het ontbreken van een geldige verblijfsvergunning. Het bestrijden van fraude is mogelijk vanuit verschillende invalshoeken. Preventief: Het uitkeringsproces zal het eerste moment (voorlichting, eerste contact) tot aan de beëindiging telkens opnieuw kritisch bekeken moeten worden op de aspecten van de fraudegevoeligheid. Repressief: Het opsporen van fraude, het sanctioneren van fraudeurs en het terugvorderen van door fraude verkregen uitkeringsgelden. Daarbij zal naadloos aangesloten moeten worden op het preventieve beleid teneinde de geloofwaardigheid te waarborgen. Daarbij is het van belang dat er heldere en eenduidige regels worden geformuleerd, die niet fraudegevoelig zijn, uitvoerbaar en controleerbaar zijn. Uitkeringsfraude staat al een aantal jaren volop in de publieke belangstelling. In de Abw is dan ook een belangrijke plaats ingeruimd voor de fraudebestrijding. De nieuwe Algemene Bijstandswet Voorts zijn in de wet een aantal nieuwe artikelen opgenomen die de gemeente meer instrumen ten biedt t.a.v. de fraudebestrijding. Zo wordt het voor de gemeente enigszins gemakkelijker om samenwoning te bewijzen en zullen er landelijke maatregelen worden genomen om de gegevens uitwisseling met andere instanties te vergemakkelijken. Daartegenover staat de nadrukkelijke plicht tot volledige verificatie van de gegevens die de cliënten verstrekken. Daarnaast wordt vastgelegd met welke instanties gegevens worden uitgewisseld (belastingdienst, studiefinanciering etc.). Een algemene beleidsnotitie Abw

Raadsnotulen

Nieuw-Vossemeer: 1957-1996 | 1996 | | pagina 56