2 Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, dan wel de vrijstelling
genoemd in artikel 4 vervalt, is het recht verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van het
voor dat tijdvak verschuldigde recht als er in dat belastingtijdvak, na de aanvang van de
belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
3 Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, dan wel de vrijstelling
genoemd in artikel 4 van toepassing wordt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel
twaalfde gedeelten van het voor dat belastingtijdvak verschuldigde recht als er in dat
belastingtijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Artikel 9 Termijnen van betaling
Het staangeld moet worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er, met inbegrip van de maand
van de dagtekening van de kennisgeving, nog maanden in het belastingtijdvak overblijven. De
eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van de kennisgeving en elk van de volgende
termijnen telkens een maand later.
Artikel 10 Kwijtschelding
Bij de invordering van staangeld wordt geen kwijtschelding verleend.
Artikel 11 Machtiging tot overdracht van bevoegdheden
1 Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het wijzigen van het bij deze
verordening behorende tarief.
2 Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het verlenen van schriftelijke
toestemming met betrekking tot het verdagen van de uitspraak op het bezwaarschrift voor
ten hoogste een jaar.
3 Het college van burgemeester en wethouders kan een of meer gemeenteambtenaren
aanwijzen die in zijn plaats treden met betrekking tot de uitvoering van enige wettelijke
bepaling betreffende de heffing en de invordering van staangeld.
Artikel 12 Verzending van de kennisgevingen
Het college van burgemeester en wethouders kan bepalen dat voor de toezending of uitreiking
van de schriftelijk gedagtekende kennisgevingen, ingevolge artikel 8, eerste lid van de Invorde-
ringswet 1990 (Stb. 221) voor de betrokken in artikel 212, tweede lid, van de Gemeentewet
(Stb. 1994, 762) bedoelde gemeenteambtenaar een andere gemeenteambtenaar in de plaats
treedt.
Artikel 13 Nakoming van verplichtingen
De verplichtingen bedoeld in de artikelen 47, 49 en 50 van de Algemene wet inzake rijksbelas
tingen (Stb. 1959, 301) en in de artikelen 58 en 60 van de Invorderingswet 1990, dan wel
bedoeld of van toepassing verklaard in de algemene maatregel van bestuur krachtens artikel
246a van de Gemeentewet, gelden mede jegens de door het college van burgemeóSU»'
wethouders aangewezen ambtenaren van de gemeentelijke belastingen.
Artikel 14 Toepasselijkheidsverklaring renteregels Invorderingswet 1990
1 Het bepaalde in Hoofdstuk V van de Invorderingswet 1990 inzake invorderingsrente vindt
toepassing op de invordering van het staangeld.
2 De ministeriële regeling bedoeld in artikel 31 van de Invorderingswet 1990 vindt daarbij
overeenkomstige toepassing.
3 In afwijking van de in het tweede lid genoemde regeling wordt geen invorderingsrente in
rekening gebracht indien deze een bedrag van f 50,= niet te boven gaat.