Gemeente Nieuw-Vossemeer
Bijlage 8B
De raad der gemeente Nieuw-Vossemeer:
gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a en b, van de Gemeentewet en artikel 9
van de Woonwagenwet;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 25-06-1996;
BESLUIT:
vast te stellen de:
Verordening op de heffing en de invordering van staangeld 1996
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze verordening verstaat onder:
a. standplaats: een standplaats als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel H, van de
Woningwet (Stb. 1991, 439);
b. Woonwagen: een woonwagen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de
Woningwet;
c huurovereenkomst: de overeenkomst tussen de huurder en de verhuurder van de standplaats
c.a., waarin de huurbepalingen voor de standplaats zijn geregeld.
Artikel 2 Belastbaar feit
Onder de naam 'staangeld' wordt een recht geheven voor het hebben van een standplaats voor
een woonwagen, daaronder begrepen de diensten die met de standplaats verband houden.
Artikel 3 Belastingplicht
Het recht als bedoeld in artikel 2 wordt geheven van degene die de standplaats heeft. Als
degene die de standplaats heeft wordt aangemerkt de houder van een vergunning, bedoeld in
artikel 14 van de Woonwagenwet (Stb. 1968, 98) dan wel de hoofdbewoner van de woonwa
gen. Wie als hoofdbewoner wordt aangemerkt wordt naar de omstandigheden beoordeeld.
Artikel 4 Vrijstelling
Het recht als bedoeld in artikel 2 wordt niet geheven zolang voor de standplaats een huurover
eenkomst geldt.
Artikel 5 Belastingtarieven
Het recht als bedoeld in artikel 2 bedraagt f 199,51 per maand.
Artikel 6 Belastingtijdvak
Het belastingtijdvak loopt van 1 juli tot 30 juni.
Artikel 7 Wijze van heffing
Het recht wordt geheven door middel van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving.
Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
1 Het recht als bedoeld in artikel 2 is verschuldigd bij het begin van het belastingtijdvak of, zo
dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.
éd