HOOFDSTUK 4: OVEPIfiF BEPALINGEN
Artikel 9: Weioerinasoronden voor een exploitatie-overeenkomst
De medewerking aan het in exploitatie brengen van gronden behoeft niet te worden verleend,
a d'de in exploitatie te brengen grond niet is gelegen in een gebied waarvoor een bestemmings-
b de doord'e exploitant aangegeven (bouw)werkzaamheden of de daartoe ben°d|9de voorzie-
ningen van openbaar nut zouden leiden tot strijd met het bestemmingsplan of de Woningwet;
c het treffen van de voorzieningen, hoewel overeenkomstig een bestemmingsplan anderszins
zou leiden tot strijd met belangen van een doeltreffende uitbreiding van bebouwing of
d het^n Exploitatie brengen van grond anderszins zou leiden tot ten laste van de gemeente
blijvende kosten van voorzieningen van openbaar nut of tot bezwaren ten aanzien van het
doeltreffend voorzien in watervoorziening, openbare verlichting, riolering en andere voorz.e-
ninqen van openbaar nut;
e. exploitant geen afstand wil doen van gronden ten behoeve van aanleg van voorzieningen van
f exploitant de'ondergrond van voorzieningen van openbaar nut niet wil onderzoeken op de
aanwezigheid van bodemverontreiniging, dan wel de bodem niet wil saneren wanneer dat
noodzakelijk is.
Artikel 10: Relatie baatbelasting
In een gebied waarvoor een aangevuld bekostigingsbesluit is genomen, za\ indien de exploitant
een exploitatie-overeenkomst aangaat, in de overeenkomst worden bepaald dat, met betrekking
tot de uitvoering van de in deze overeenkomst genoemde voorzieningen van openbaar nut, geen
aanvullend kostenverhaal op basis van baatbelasting ten laste van de betreffende onroerende
zaak zal plaatsvinden.
Artikel 11Uitzonderingsbepalingen
1De artikelen 2, eerste lid, 3, 5 en 6, eerste en tweede lid van deze verordening zijn niet van
toepassing voor voorzieningen van openbaar nut van ondergeschikt belang, zoals een uitweg
op de openbare weg of een aansluiting op het openbare riool. In dergelijke gevallen besluiten
burgemeester en wethouders onder welke voorwaarden deze voorzieningen van openbaar nut
door of met medewerking van de gemeenten zullen worden aangelegd.
2. Het bepaalde in artikel 2, eerste lid en artikel 5, eerste en tweede lid van deze verordening
kan buiten toepassing blijven ten aanzien van
a. een exploitatiegebied dat in de naaste toekomst niet of niet geheel voor bebouwing in
aanmerking komt;
b. de in een exploitatiegebied gelegen gronden die in de naaste toekomst niet voor bebouwing
in aanmerking komen.