inkomen van ouders of pleegouders, tenzij betrokkene gehuwd is. Een persoon jonger dan 18 jaar die gehuwd is, is immers voor de wet meerderjarig en in dat geval zal dus niet meer het inkomen van ouders of pleegouders bij de aanvraag moeten worden betrokken, maar dient het gezamenlijk inkomen van de gehandicapte en zijn echtgenoot in beeld te worden gebracht. Indien het inkomen van pleegouders wordt betrokken bij de toekenning van voorzieningen dient wel aan de voorwaarde te zijn voldaan dat de pleegouders het pleegkind als een eigen kind opvoeden en onderhouden (zie ook WVG artikel 5 lid 2). Is er sprake van een samenlevingsvorm die ingevolge artikel 1 lid 2 t/m 4 WVG wordt beschouwd als de gehandicapte en zijn echtgenoot" dan kan het gezamenlijk inkomen van de gehandicapte en zijn echtgenoot bij het bepalen van de hoogte van de eigen bijdragen en financiële tege moetkoming worden betrokken. Heeft de gehandicapte geen 'echtgenoot' in de zin van artikel 1 lid 2 t/m 4 WVG en is de gehandicapte ouder dan 18 jaar dan kan dus alleen het inkomen van de gehandicapte betrokken worden bij het bepalen van de hoogte van de eigen bijdragen en financiële tegemoetkomingen. Tenslotte is onder dit artikel aangegeven dat in alle gevallen de verschuldigde belasting loonbelasting voor werknemers en inkomstenbelasting voor niet-loontrekkenden), sociale verzekeringspremies (zoals premies AOW, AWW, AAW, WAO en ZFW) en de pensioenpre mies in mindering van het bruto-inkomen dienen te worden gebracht alvorens van inkomen in de zin van artikel 1.1 onder van deze verordening kan worden gesproken. Het inkomen dat bij de verlening van voorzieningen kan worden betrokken is in het kader van deze verordening dus gedefinieerd als een 'netto-inkomen', voor zover dit natuurlijk een eenduidig begrip is (zo wordt bijvoorbeeld de te betalen hypotheekrente en andere fiscale aftrekposten niet betrokken bij het hier gehanteerde begrip 'netto-inkomen c. vervallen h. hoofdverblijf Krachtens de Wvg heeft de gemeente zorgplicht voor de in de gemeente woonachtige gehandicapten. In eerste instantie geeft de gemeentelijke bevolkingsadministratie hierover uitsluitsel. Voor bepaalde gezondheidszorginstellingen geldt dat de bewoners een briefadres elders kunnen aanhouden. De gemeente waar de gehandicapte daadwerkelijk verblijft heeft een zorgplicht voor het verlenen van voorzieningen. In het geval van AWBZ-bewoners heeft de zorgplicht betrekking op de vervoersvoorzieningen. In die gevallen waarin gehandicapten een briefadres elders hebben, kunnen gemeenten de betreffende instellingen op grond van artikel 75 van de Wet GBA aanwijzen op bepaalde, door de gemeente vast te stellen tijdstippen een overzicht te verstrekken van personen welke naar redelijke verwachting voor onbepaalde tijd verblijven in de instelling, dan wel gedurende drie maanden ten minste tweederde van de tijd in de instelling zullen verblijven. i. gemeenschappelijke ruimten Het begrip gemeenschappelijke ruimte wordt onder i omschreven als de ruimten die niet tot de onderscheiden woning behoren, zoals gangen en portalen en trappenhuizen die toegang verschaffen tot de woonruimte. De omschrijving kan uitgebreid worden met andere gemeenschappelijke ruimten die de gehandicapte moet kunnen gebruiken. j. woningaanpassingen In deze verordening wordt onder woningaanpassing verstaan woningaanpassingen van uw- of woontechnische aard (onroerende woonvoorzieningen). Deze categorie betreft de voorzieningen die op grond van de RGSHG werden verstrekt en betreft het vergrote deel van de woningaanpassingen. Om voor deze voorzieningen in aanmerking te komen moet er sprake zijn van ergonomische beperkingen. Het criterium ergonomische beperkingen is dus gekoppeld aan bouw- of woontechnische voorzieningen. De woonvoorzieningen van niet bouw- of woontechnische aard vallen niet onder dit begrip, deze worden afzonderlijk in artikel 2.1 lid 1 onder c genoemd. Onder woningaanpassingen wordt tevens verstaan, aanpassingen aan gemeenschappelijke ruimten die noodzakelijk zijn om de individuele woning van de gehandicapte te kunnen bereiken. k, I en m financiële tegemoetkomingen, forfaitaire en gemaximeerde vergoedingen Onder een financiële tegemoetkoming wordt begrepen een tegemoetkoming in de kosten van de voorziening die op het inkomen van de gehandicapte kan worden afgestemd, terwijl een forfaitaire of gemaximeerde vergoeding ook los van de werkelijk gemaakte kosten wordt verstrekt terwijl een gemaximeerde vergoeding moet worden aangewend voor het doel Toelichting op de Verordening voorzieningen gehandicapten (96/1). 2

Raadsnotulen

Nieuw-Vossemeer: 1957-1996 | 1996 | | pagina 188