naar of op initiatief van het college van burgemeester en wethouders van de nieuwe ge
meente. De ambtenaar kan daartoe ook worden verplicht.
2. De ambtenaar wordt in de gelegenheid gesteld een studie waarvoor hem krachtens hoofdstuk
17 van de UWO een vergoeding en/of faciliteiten zijn toegekend, af te ronden. Op de
ambtenaar rust geen terugbetalingsverplichting wanneer hij de studie staakt in overleg met
het college van burgemeester en wethouders van de nieuwe gemeente.
Artikel 17 Bijzondere zorg oudere ambtenaar
1. Ambtenaren die op 1 januari 1997 55 jaar of ouder zijn, dienen met bijzondere zorg tegemoet
getreden te worden, waarbij als uitgangspunt geldt dat elke ambtenaar in een passende of
geschikte functie wordt geplaatst. Indien de betreffende ambtenaar dat wenst kan hij gebruik
maken van de regeling zoals vermeld in de leden 3 en 4.
2. Ambtenaren die op 1 januari 1997 55 jaar of ouder zijn, kunnen niet tot herscholing en/of
bijscholing verplicht worden.
3. a. Voor de ambtenaar, die op 1 januari 1997 55 jaar of ouder is, zal - indien hij te kennen
geeft geen functie te ambiëren en mits hij uitdrukkelijk schriftelijk verklaart van de eerste
mogelijkheid om van de VUT-regeling gebruik te zullen maken (niet zijnde deeltijd-VUT),
c.q. van de nieuwe regeling(en) die tot stand zal of zullen komen ter vervanging of aan
passing van de huidige VUT-regeling - de volgende regeling gelden:
betrokkene zal niet voor inpassing in aanmerking worden gebracht;
betrokkene gaat een regeling aan in het kader van een bijzondere opdracht, waarbij
door het gemeentebestuur een inkomen wordt gegarandeerd gelijk aan 90% gedu
rende het eerste jaar en vervolgens 82,5% van het bruto-salaris vermeerderd met de
toelagen en de vakantietoelage, die hij heeft op het moment dat hij van deze regeling
gebruik maakt tot op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de 61-jarige
leeftijd wordt bereikt en met dien verstande, dat eventuele toelagen worden afge
bouwd overeenkomstig de regeling in artikel 6, lid 5 van dit Sociaal Statuut. De
toelagen vervallen op het moment dat betrokkene van de VUT-regeling c.q. van de
daarvoor in de plaats tredende regeling(en) gebruik gaat maken dan wel met ingang
van de eerste dag van de maand volgend op die waarin de 61-jarige leeftijd wordt be
reikt.
b. De ambtenaar die op 1 januari 1997 55 jaar of ouder is en die op of na 1 januari
1997 op grond van de regeling Flexibel Pensioen en Uittreden verplicht moet uittre
den bij het bereiken van 40 dienstjaren, komt in aanmerking voor een suppletie tot
het moment waarop hij de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, met dien verstande
dat zijn netto-inkomen overeenkomt met het netto-inkomen behorende bij een uitke
ring van 75% in verband met vervroegd uittreden.
c. Indien op 61-jarige leeftijd door de ambtenaar, voor wie de regeling als bedoeld in dit
lid, onder a. van toepassing is, geen beroep kan worden gedaan op de reguliere VUT-
regeling, c.q. van de daarvoor in de plaats tredende regeling(en), wordt hem tot aan
het moment waarop hij wel gebruik kan maken van die regeling(en) het in dit lid,
onder a. bedoelde salaris en toelagen gegarandeerd doch met dien verstande dat zijn
netto-inkomen overeenkomt met 90% gedurende het eerste jaar en vervolgens 82,5%
van zijn bruto-salaris, vermeerderd met de toelagen en de vakantietoelage, die hij
heeft op het moment dat hij van deze regeling gebruik maakt met dien verstande, dat
eventuele toelagen worden afgebouwd overeenkomstig de regeling in artikel 6, lid 5
van dit Sociaal Statuut.
d. Voor zover tijdens de thans lopende onderhandelingen over de arbeidsvoorwaarden
de 61-jarige VUT-leeftijd en/of de VUT-uitkeringsregeling, die ten laste van het Alge
meen Burgerlijk Pensioenfonds komt en blijft, uiterlijk met ingang van 1 januari 1997
wordt of worden gewijzigd en daarmee de VUT-leeftijd wordt verhoogd, zullen alle in
artikel 17 vermelde leeftijden evenredig worden verhoogd.
e. Aan de ambtenaar, die gebruik maakt van de regeling zoals vermeld onder a of c, en
die binnen een termijn van vijf jaren na de datum van uitdiensttreding, doch voor het
65e levensjaar, recht zou hebben op een gratificatie, wordt, ten laste van de nieuwe
gemeente, een ambtsjubileumgratificatie toegekend ter grootte van een in verhouding
tot de doorgebrachte diensttijd evenredig gedeelte van de gratificatie.
4. Met een ambtenaar, die per 1 januari 1997 nog geen gebruik wenst te maken van de rege
lingen als bedoeld in artikel 17, lid 3, onder a, kan worden overeengekomen, dat hij gedu
rende een nader vast te stellen periode een geschikte functie aanvaardt. Na afloop van die
periode is de regeling als bedoeld in artikel 17, lid 3, zoveel als mogelijk van toepassing.