Gemeente Nieuw-Vossemeer Artikel 1 lid 4 Dit lid geeft een nadere aanduiding van het begrip "gezamenlijke huishouding". De definitie is ten opzichte van de oude definitie verduidelijkt. Zo is het criterium "duurzaam" vervallen, doch het gaat hierbij slechts om wijzigingen die ten doel hebben de huidige bepalingen te verduidelijken. De reeds ontwikkelde jurisprudentie blijft derhalve van kracht. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ten aanzien van hetgeen wordt verstaan onder "het blijk geven zorg te dragen voor een ander". De verordening is van toepassing op personen van 21 jaar of ouder. Artikel 1 lid 5 In een viertal situaties wordt in ieder geval geacht sprake te zijn van een gezamenlijke huishou ding. Hebben twee personen in dezelfde woning het hoofdverblijf en doet zich een dergelijke situatie voor, dan worden zij zonder nadere bewijsvoering en zonder de mogelijkheid van tegenbewijs geacht een gezamenlijke huishouding te voeren. Onder punt d wordt verwezen naar de situatie waarin betrokkenen elders staan geregistreerd als een gezamenlijke huishouding die naar aard en strekking overeenkomt met de omschrijving in artikel 1, vierde lid. Bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld welke registraties, en gedurende welk tijdvak, ertoe leiden dat de betrokkenen, indien zij gezamenlijk gehuisvest zijn, worden geacht een gezamenlijke huishouding te voeren. Hoofdstuk 2. Categorieën Artikel 2 Artikel 38 van de nAbw schrijft voor, dat de verordening vaststelt voor welke categorieën de bijstandsnorm wordt verlaagd of verhoogd. De categorie-indeling is gebaseerd op de nAbw. De begrippen zijn nader uitgelegd in artikel 1 van de verordening. Hoofdstuk 3. Criteria voor het verhogen van de bijstandsnorm Artikel 3, lid 1 Bij de vaststelling van de basisnorm voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder is de wetgever uitgegaan van de veronderstelling, dat betrokkene de bestaanskosten geheel met een ander kan delen. Indien dat niet het geval is, wordt de basisnorm verhoogd met een toeslag. In de toelichtende stukken op het wetsvoorstel is hierover gesteld dat voor het bepalen van de hoogte van de toeslag alle extra algemeen noodzakelijke bestaanskosten in aanmerking genomen worden die de alleenstaande of de alleenstaande ouder heeft ten opzichte van degene die met zijn partner een gezamenlijke huishouding voert. Het gaat hierbij niet alleen om woonkosten (in beperkte of uitgebreide zin) maar ook om alle andere uitgaven waarbij partners een schaalvoordeel hebben, omdat zij alle kosten van huisvesting en huishouding gezamenlijk opbrengen. Bij de relatief hogere kosten waarmee alleenstaanden in beginsel worden geconfronteerd, kan met name gedacht worden aan duurzame gebruiksgoederen, zoals: woninginrichting en huishoudelijke apparatuur, maar ook aan vaste lasten, zoals abonnementen en kijk- en luistergeld, en diverse andere kosten. De toeslag dient zodanig te zijn, dat de betrokkene daaruit op dezelfde wijze zijn algemene bestaanskosten kan voldoen als thans het geval is met de volledig landelijk genormeerde algemene bijstand. Bij de beoordeling of betrokkene inderdaad hogere bestaanskosten heeft, is in voorkomende gevallen niet bepalend of deze ook feitelijk deze kosten met een ander deelt, maar of het -gegeven de omstandigheden- redelijk is ervan uit te gaan dat deze kosten kunnen worden gedeeld. In bijvoorbeeld de situatie dat een hoofdbewoner de woning met een ander bewoont, zou een ongewenste gebruikersruimte [van bijstandsmiddelen, red.] ontstaan als de hoogte van de toeslag ervan afhankelijk is of de medebewoner -hoewel deze daartoe financieel in staat is- ook feitelijk een bijdrage levert in de woonkosten. Hiertoe wordt gesproken van het kunnen delen' van de kosten. Met deze omschrijving beoogt het kabinet uitdrukkelijk niet aan te geven dat van de betrokkene kan worden gevergd dat deze bijvoor- Toelichting Bijstandsverordening Nieuw-Vossemeer 1996 3

Raadsnotulen

Nieuw-Vossemeer: 1957-1996 | 1995 | | pagina 25