Gemeente Nieuw-Vossemeer TOELICHTING OP DE GEMEENTELIJKE BIJSTANDSVERORDENING ALGEMEEN De nieuwe Bijstandswet geeft gemeenten de bevoegdheid om te verordenen. Artikel 38 van de nieuwe Algemene bijstandswet (nAbw) draagt het gemeentebestuur op een verordening vast te stellen. Het onderwerp van de verordening is in het eerste lid van artikel 38 van de nAbw beschreven. Uit de memorie van toelichting (M.v.T.) bij de nAbw is te concluderen, dat daar waar gesproken wordt van "het gemeentebestuur" dat moet worden gelezen als "de gemeenteraad". In de M.v.T. staat dat de verordening "een zodanig karakter heeft dat de belanghebbenden daaruit concreet kunnen aflezen welke verhoging of verlaging in hun situatie geldt" (M.v.T. artikel 38). Een verordening waarin de gemeenteraad de hoofdlijnen vaststelt en aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid geeft onderdelen uit te werken, sluit mogelijk niet aan bij de wens van de wetgever dat de verordening voor belanghebbenden duidelijk is. Deze uitleg van de toelichting bij artikel 38 doet evenwel niet af aan de bevoegdheid van de gemeenteraad om op grond van artikel 156, derde lid, van de Gemeentewet de verordenende bevoegdheid over te dragen aan -in dit geval- burgemeester en wethouders, voor zover het de vaststelling betreft van nadere regels met betrekking tot bepaalde door de gemeenteraad in de verordening aangewezen onderwerpen. In deze verordening is de wens van de wetgever, zoals neergelegd in de nAbw, gevolgd. Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen Artikel 1 lid 1 De begrippen, die in de verordening worden gebruikt, hebben een gelijkluidende betekenis als de omschrijving in de nAbw. Er komt één afwijking voor, die hierna wordt besproken. Omdat uit de verordening moet blijken waar belanghebbenden recht op hebben, zijn de begripsomschrijvingen en de daarbij behorende toelichting uit de wet overgenomen en in de verordening opgenomen. b. alleenstaande De omschrijving van het begrip "alleenstaande" komt overeen met de omschrijving die de wet hanteert. Degene die geen gezamenlijke huishouding voert met een ander, kan worden aangemerkt als alleenstaande. Uit de omschrijving van het begrip "gezamenlijke huishouding" blijkt, dat twee personen die bloedverwant zijn in de eerste graad (ouder - kind) en een gezamenlijke huishouding voeren niet als gehuwden worden aangemerkt. Om te voorkomen dat twee bloedverwanten in de eerste graad -die feitelijk een gezamenlijke huishouding voeren doch op grond van de definitie van gezamenlijke huishouding niet als gehuwd worden aangemerkt- niet als alleenstaande kunnen worden aangemerkt, is in de definitie uitdrukkelijk opgenomen dat deze personen als alleenstaande moeten worden aangemerkt. De verordening is van toepassing op personen van 21 jaar of ouder. c. alleenstaande ouder De omschrijving van het begrip "alleenstaande ouder" wijkt af van de omschrijving die de wet hanteert. De reden van de afwijking is gelegen in het feit, dat de omschrijving van deze definitie in de wet niet volledig is. De wet zal hiertoe in een later stadium nog worden aangepast. De wettelijke definitie is in de verordening aangevuld met de zinsnede "tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad". Het weglaten van deze zinsnede kan er bijvoorbeeld toe leiden, dat een alleenstaande ouder met een inwonend kind als "gezamenlijke huishouding" wordt aangemerkt. Dit komt niet overeen met de bedoeling van de wetgever. Alleen degene die als alleenstaande de volledige zorg heeft voor een of meer tot zijn last komende kinderen (kind jonger dan 18 jaar) heeft, kan als alleenstaande ouder worden aangemerkt. Dit betekent dat de co-ouder die niet de volledige, doch slechts de gedeeltelijk zorg voor een of meer kinderen heeft, noch als alleenstaande ouder noch als alleenstaande kan worden aangemerkt. De gemeente dient op grond van het algemene individualiseringsbe- Toelichting Bijstandsverordening Nieuw-Vossemeer 1996 1

Raadsnotulen

Nieuw-Vossemeer: 1957-1996 | 1995 | | pagina 23