kunnen worden gebracht.
Voor de kostencategorieen die feitelijk voortvloeien uit de vervulling van
het raadslidmaatschap, en die geacht worden te worden bestreden door de
onkostenvergoeding, verwijzen wij u naar de ter inzage liggende stukken.
In artikel 100, 4e lid van de gemeentewet wordt bepaald dat wethouders
"buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend, onder welke naam
ook, generlei inkomen uit de gemeentekas genieten. Een onkostenvergoeding
zoals raadsleden die ontvangen wordt aan wethouders dus niet verstrekt.
Wethouders dienen gemaakte kosten individueel in aftrek te brengen.
Aangezien in veel gemeenten reeds een onkostenvergoeding voor wethouders
verstrekt wordt, bestaat het voornemen om op grond van artikel 100, derde
lid van de gemeentewet, bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) een
regeling te treffen om te komen tot een algemene onkostenvergoeding voor
wethouders
Om inzicht te krijgen in de kosten die wethouders maken ten behoeve van hun
funktie en om inzicht te krijgen in de belastbaarheid over de vergoeding,
heeft tegelijkertijd met de eerdergenoemde enquete onder raadsleden een
enquete plaatsgevonden onder een aantal willekeurig geselekteerde wethou
ders naar de elementen en de hoogte van de ten behoeve van het wethouder
schap gemaakte kosten. De kostencategorieen die feitelijk voorvloeien uit
de vervulling van het wethouderschap en die geacht worden te worden
bestreden door deze onkostenvergoeding, zijn met uitzondering van de reis-
en verblijfkosten binnen de gemeente, identiek aan die met betrekking tot
het raadslidmaatschap. In tegenstelling tot de door wethouders gemaakte
kilometers binnen de gemeente, worden deze voor raadsleden geacht te zijn
opgenomen in de algemene onkostenvergoeding.
Na jarenlang overleg is de minister van Binnenlandse Zaken bereid gevonden
een Algemene Maatregel van Bestuur af te kondigen waarin de regeling van
onkostenvergoeding voor wethouders plaatsvindt.
Voor wat betreft de hoogte van de vergoeding is uitgegaan van de indeling
naar de 11 klassen zoals die gelden voor de wedde van wethouders. Gelet op
de enquĂȘteresultaten bestaat het voornemen om voor wethouders in gemeenten
tussen de 2.000 en de 8.000 inwoners te komen tot een maximale onkostenver
goeding van f 3.100,per jaar. Deze vergoeding is fiscaal volledig
onbelast
Hoewel de AMvB formeel nog niet van kracht is, werd inmiddels wel bericht
ontvangen van de VNG, dat het Ministerie heeft medegedeeld dat de gemeenten
reeds nu kunnen handelen alsof de maatregel al bestaat.
Dit betekent dat aan de wethouders miv. 18 oktober 1991 een onkostenvergoe
ding kan worden toegekend van f 3.100,= per jaar. Uitgaande van de toeken
ning per 18 oktober 1991 heeft dat voor 1991 nog een bijraming van
f 1.266,66 tot gevolg en voor 1992 een bedrag van f 6.200,=.
Inmiddels is (na de commissievergadering Algemene Zaken c.a. van 16 maart
1992) bekend geworden dat verscheidene gemeenten de onkostenvergoeding
rechtstreeks gerelateerd hebben aan de Oort-wetgeving die op 1 januari 1990
in werking is getreden. De ingangsdatum van de onkostenvergoeding is door
deze gemeenten dan ook bepaald op 1 januari 1990.
Wanneer mocht blijken dat de fiscus hiermee akkoord gaat, waardoor de