belasting ter zake van het toegenomen aantal honden, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten als er in dat jaar, na het tijdstip van de aanvang van de belastinplicht, respectievelijk de toename van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblij ven. 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar vermindert, kan aanspraak worden gemaakt op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten als er in dat jaar, na het tijdstip van beëindi ging van de belastingplicht repectievelijk de vermindering van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven. Vrijstelling Artikel 10 De belasting wordt niet geheven ter zake van honden: a. die uitsluitend dienen om blinde personen te leiden; b. die in een hondenasiel verblijven, indien de eigenaar van een dergelijke inrichting houder is van een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de dierenbe scherming (Wet van 25 januari 1961, Stb. 19); c. die uitsluitend ten verkoop in voorraad worden gehouden door een houder met een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de dierenbescherming; d. die jonger zijn dan drie maanden, voor zover zij te zamen met de moederhond worden gehouden. Termijn van betaling Artikel 11 De aanslagen moeten worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later. Machtiging tot overdracht van bevoegdheden Artikel 12 Burgemeester en wethouders kunnen een of meer gemeenteambtenaren aanwijzen, die in hun plaats treden met betrekking tot de uitvoering van enige wettelijke bepaling betreffen de de heffing en invordering van de belasting. 3

Raadsnotulen

Nieuw-Vossemeer: 1957-1996 | 1992 | | pagina 112